Ons Erfdeel. Jaargang 35
(1992)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 623]
| |
derlandse paviljoen. Dat staat aan de Europa-boulevard tussen de inzendingen van Luxemburg en België. Tijdens mijn rondgang door alle drie vroeg ik me steeds af waarom niemand met het idee is gekomen voor een gezamenlijke presentatie van de Benelux. Dat zou niet alleen goedkoper zijn geweest, maar wellicht ook de impact hebben vergroot. Daarmee zou ook zijn ingespeeld op de politieke trend van de laatste tijd. De kleine landen in de Europese Gemeenschap dreigen steeds meer te worden overheerst door de groten. Er is dus alle reden tot samengaan. En dat hoeft heus niet te betekenen, dat ieders nationaal bewustzijn wordt aangetast. Maar dit terzijde. Drie aparte paviljoens dus. Het kleine Luxemburg kwam met een niet onaardige, tamelijke rustige, en zelfs min of meer conventionele presentatie voor de dag. De Belgen hadden vóóraf nogal wat bestuurlijke problemen op te lossen - zoals meestal. Maar uiteindelijk kwam er een gebouw tot stand, dat meer dan het dubbele heeft gekost dan het pretentieuze en zogenaamd innovatieve produkt van de Nederlanders. Veel Nederlandse en Belgische Expo-bezoekers bezichtigen beide landenpaviljoens. Bij het verlaten van de Belgische inzending werd en wordt misschien nog wel aan de mensen gevraagd wat hun oordeel is, een soort enquête. Ik heb een paar keer meegeluisterd naar de uitspraken. De mooiste vond ik, die van een Amsterdamse voetbalfanaat. Hij riep, met een zak patat in de vuist: ‘Vijf nul voor België’... Het Nederlandse paviljoen is voor en na door velen gekritiseerd. Ik ga hier niet in op de problemen rond opzet, financiering, bouw en indeling. Laat me volstaan met het omschrijven van de conceptie: het neerzetten van een transparante constructie, geen ‘echt gebouw’ maar een stellage zonder gevels. De buitenwanden bestaan uit lange lappen stof van een speciaal ontworpen kunstvezel, waarlangs water wordt verneveld - dat principe van ‘desertcooling’ moet een binnentemperatuur veroorzaken van zeker tien graden beneden die van de buitenlucht (kan tijdens de zomer oplopen tot 45 à 50 graden). Nog vóór de opening bleek al, dat het water door roestvorming bruin werd. De aluminiumkleurige ‘wanden’ begonnen lelijk te verkleuren, terwijl bovendien de kleding van veel bezoekers vies werd bespetterd. De hostessen moesten het publiek met een paraplu naar buiten brengen. Binnen zou Nederland zich presenteren op een manier, die moest afwijken van het traditionele verwachtingspatroon. De nadruk zou moeten liggen op het innovatieve karakter van de industrie, op de openheid van de samenleving, en op de verworvenheden van de cultuur in heden en verleden. De meest moderne communicatietechnieken, zo werd beloofd, zouden daarvoor worden gehanteerd. En met nogal wat aplomb werd beweerd, dat de show zou worden gestolen met het presenteren van een ‘echte’ Rembrandt. Mooi bedoeld allemaal, maar pover uitgewerkt. Het Nederlandse paviljoen maakt een wat armetierige indruk, veel lege ruimte, maar nergens een mogelijkheid om even te gaan zitten. Weinig vernieuwende technologie: er staat één HDTV-toestel, en de met veel poeha aangekondigde ‘mediatunnels’ bleken te bestaan uit doodgewone tv-monitoren met de gebruikelijke beelden van wolken, wind en water met bijbehorend geluid, plus enige opnamen van ballet en andere kunstvormen. Niks bijzonders, niet spectaculair. Nergens ook de vermaarde gezelligheid. En wat de culturele invulling betreft: op de bovenste etage staan een stuk of wat vitrines, met daarin - slecht belicht - inderdaad een paar schitterende schilderijen. De Titus van Rembrandt, een Breitner, een Van Gogh, een Mondriaan, een Toorop, een Ruisdael, een Jan Steen. In willekeurige volgorde. Zonder enige toelichting. Het glas ervoor is niet ontspiegeld, zodat de bezoekers voornamelijk zichzelf zien staan - ondanks al het geëxperimenteer met gele en later zelfs pikzwarte kleden. Verder is hier de befaamde houten stoel te zien van Rietveld. Er zijn wat voorbeelden van industrieel ontwerpen, van affiches, van postzegels. In zijn totaliteit een uiterst magere presentatie. Nederland heeft buiten het paviljoen ook meegewerkt aan de nationale presentaties van de podiumkunsten. Het Nederlands Dans Theater gaf een paar voorstellingen. Het Koninklijk Concertgebouworkest kwam concerten geven. En er was ondermeer ook wat straattheater te zien. De slogan van ‘Holland made in Europe’ luidt: ‘excellence in the past excellence in the future’. En de bedoeling was een nieuw imago te creëren. Niettemin staat in het paviljoen toch weer de onvermijdelijke molen. En op het kale Hollandplein worden in het winkeltje toch de kitsch-klompjes verkocht van ‘Delfts Blauw’. Minder ophef en minder pretentie omgeven het paviljoen van België. Het gebouw is tamelijk massief. De gevels bestaan uit grote gele gewelfde panelen, waarvan iedereen denkt dat ze kunnen draaien om zon te weren dan wel frisse lucht in te laten. Maar nee hoor, ze zitten vast (helaas). Vóór het paviljoen, aan de straatkant, is gezorgd voor enig vertier. Ik heb er een mime-speler aan het werk gezien, die aardig wat publiek trok. Het Nederlandse paviljoen bouwde langs de boulevard een soort betonnen schuilkelder, half ondergronds - met daarin geplaatst een stel vaag beschilderde platen; overigens zonder vermelding van de naam van de kunstenaar. Het binnenplein van de Belgische inzending is ook tamelijk leeg, maar die ruimte wordt wel geregeld goed gebruikt: er speelt een band, er zijn zitplaatsen, en er is een café annex cafetaria. Thematisch plaatst België zich op een kruispunt van wegen door Europa - met als gevolg: de invloed van vele culturen. Ook Bel- | |
[pagina 624]
| |
gië portretteert zich als een land waar in het verleden belangrijke ontdekkingen zijn gedaan terwijl de vooruitgang daardoor heeft geleid tot een belangrijke internationale rol op de drempel van de eenentwintigste eeuw. Daarbij geldt Brussel als platform voor het hele continent, wordt gezegd. Een belangrijke rol wordt daarbij toegeschreven aan een beter beheer en meer begrip voor onze planeet, gepaard aan een verdere exploratie van het universum. Belgische wetenschappers krijgen in dit kader speciale aandacht. Daarnaast is België van betekenis waar het de kunsten betreft. Uiteraard wordt aandacht gevraagd voor het unieke model van co-existentie via de drie gewesten. De afhankelijkheid van elkaar wordt sterk aangezet. België noemt zichzelf ‘Pionier van Europa’ en beschouwt zichzelf als drijvende kracht waar het de regionalisering betreft. Dat alles is imponerend vorm gegeven in het tamelijk volle paviljoen, waarin telkens en overal kunstwerken zijn te zien: van gobelins tot schilderijen, van fotografie tot strip-cultuur. De stalen bol is er te zien, die aan een ballon hing die tot in de stratosfeer steeg met professor Picard. Maar ook de maanraket van Kuifje staat opgesteld in Sevilla. De fiets van Eddy Merckx blijkt aanwezig evenals Manneken Pis. Het Kraaienest van het beroemde schip Belgica werd overgebracht, maar ook het prachtige houten cylindervormige paneel met de daarin aangebrachte stereo-kijkers, zoals gebruikt op de wereldtentoonstelling van 1905 in Luik. De voorloper van onze kunststof, het bakeliet, wordt getoond via een radiotoestel van Baakeland. Heel indrukwekkend en uiterst verrassend blijkt de aanwezigheid alom van vele schilderijen. Twee van Rubens, niet overdreven beveiligd zoals bij de Nederlanders. Verder ook modernere werken van Ensor, Permeke, Delvaux, Magritte. Heel groot is er een replica van het beroemde drieluik uit de kathedraal in Gent: de aanbidding van het Heilig Lam Gods door de middeleeuwse gebroeders Van Eyck. En ook de beroemde buste van Karel V ontbreekt niet. Heden en verleden ontmoeten elkaar voortdurend. Oude atlassen van de befaamde drukker Plantin liggen niet ver van de moderne cartografie, die mogelijk werd via de ruimtevaart - en dus hangt er ook een foto van de Belgische astronaut Dirk Frimout. Er is zowel aandacht voor de Kongo als voor het kantklossen. Aan alles is gedacht, en het werd vrolijk geëtaleerd. Ronduit afschuwelijk alleen is de foto van het koningspaar, prominent geplaatst, maar in zulke afgrijselijke kleuren dat het bijna een belediging is voor wat heten te zijn: de enige ‘echte’ Belgen. Nederland-België in Sevilla eindigt voor mij in een aan duidelijkheid niets te wensen overlatend: 1-4.
Hans van der Werf |
|