len, Joegoslavië, de Verenigde Staten, Zimbabwe en Namibië. Het was ook de eerste maal dat het congres financieel werd gesteund door de Nederlandse Taalunie.
In zijn openingstoespraak beklemtoonde A.E.M. Royackers, eerste secretaris / consul van de Nederlandse ambassade in Pretoria, het belang van culturele banden tussen Nederland en Zuid-Afrika. Hij stelde ook dat het proces van veranderingen dat in het land is ingezet, ertoe leidt dat Zuid-Afrika weer deel gaat uitmaken van de internationale gemeenschap.
Daarna gaf O. de Wandel, algemeen secretaris van de Taalunie een korte schets van de geschiedenis van de recente culturele toenadering tussen de Lage Landen en Zuid-Afrika. In 1988, toen het tiende Colloquium Neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) voor het eerst onder auspiciën van de NTU stond, waren er - wegens de destijds door de Nederlandse en Belgische regeringen gevoerde bevriezingspolitiek t.a.v. Zuid-Afrika - nog subsidieproblemen gerezen met - uitgerekend - prof. Van der Elst. Op het jongste Colloquium Neerlandicum (in 1991 te Utrecht) behoorden die problemen - na de politieke dooi - tot het verleden: er waren niet minder dan zeven officiële deelnemers uit Zuid-Afrika. Een volgende impuls voor samenwerking en wederzijds contact werd gegeven toen in oktober 1991 op initiatief van de Vlaamse Raad voor het eerst in de geschiedenis een colloquium werd georganiseerd (te Brussel) over de positie van het Nederlands in de wereld, waarop ook Zuidafrikanen aanwezig waren.
Het feit dat de Taalunie het zesde Suid-Afrikaanse Neerlandistiekkongres mee subsidieerde, moet dan ook worden gezien in het licht van de duidelijk aanwezige politieke goodwill om een bladzijde in de geschiedenisboeken om te slaan en opnieuw de weg op te gaan van hechtere samenwerking.
Zowel door de ruime keuze aan lezingen (56) i.v.m. de Afrikaanse en Nederlandse taal- en letterkunde, als door de individuele wetenschappelijke kwaliteiten van de sprekers en de perfecte organisatie, mag dit Neerlandistiekkongres van hoog niveau worden genoemd. Het contact tussen specialisten-Afrikaans en neerlandici is op wetenschappelijk gebied zeer vruchtbaar geweest.
Maar het belang van dit congres ligt nog op een ander gebied. Ten eerste was het de eerste keer dat Zuidafrikanen in eigen land in contact kwamen met een waaier van internationale vertegenwoordigers van de neerlandistiek. De rector van de Potchefstroomse Universiteit sprak in dit verband van een historische gebeurtenis voor Zuid-Afrika. Dat contact heeft de inzet en het enthousiasme van de Zuidafrikaanse deelnemers voor de studie en het onderwijs van het Afrikaans en het Nederlands zichtbaar gestimuleerd. Ten tweede werd tijdens het congres de Suider-Afrikaanse Vereniging vir Nederlandse Studies opgericht (met als voorzitter Prof. van der Elst), die de neerlandistiek in Zuid-Afrika, Zimbabwe en Namibië wil bevorderen (er zijn o.a. plannen voor een ‘Tydskrif vir Nederlandse Studies’). De veranderende situatie in Zuid-Afrika, het streven naar meertaligheid in openbare besturen en onderwijs houdt de mogelijkheid in dat het Afrikaans de bevoorrechte positie die het thans - samen met het Engels - nog heeft, zal moeten opgeven. In het in 1990 onafhankelijk geworden Namibië is niet langer het Afrikaans, maar het Engels de officiële taal. De nieuw opgerichte vereniging moet de neerlandistiek in zuidelijk Afrika de nodige steun in de rug geven. Mede in dat licht kan ook de beslissing worden gezien om niet - zoals gebruikelijk - over drie jaar pas het volgende Suid-Afrikaanse Neerlandistiekkongres te organiseren, maar waarschijnlijk reeds in augustus 1993 te Durban, aan de Universiteit van Natal.
Guy Janssens