Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij
Het toekomstige statuut van de talen in de Europese Gemeenschap is onduidelijk. Zie bijvoorbeeld wat Jo Daan daarover schreef in Ons Erfdeel 1991, nr. 4, p. 563. De situatie is in Zuid-Afrika zo mogelijk nog complexer. Daar wordt namelijk een dozijn talen gesproken met elk meer dan een miljoen moedertaalsprekers, zonder dat het mogelijk is elk idioom een bepaald territorium toe te wijzen. Eén taal zorgt daarbij voor nog meer moeilijkheden dan de elf andere: het (Zuid)Afrikaans. Het is tot nu toe de officiële taal voor het hele land, samen met het Engels, maar misschien zal het dat statuut verliezen. Een mogelijk scenario is dan: het behoud van één officiële taal, het Engels, met voor elke - nog af te bakenen regio - een verschillende tweede ambtstaal, bijvoorbeeld Engels en Zoeloe voor Natal, Engels en Afrikaans voor Kaapland, enzovoort. Het blijft echter een feit dat het Afrikaans (met het grootste aantal sprekers na het Zoeloe) over het hele grondgebied verspreid is en daarom niet echt te vergelijken valt met de werkelijk regionale talen als het Xhosa of het Sotho.
Het is goed die situatie voor ogen te houden bij het lezen van Zuidafrikaanse teksten als ‘Van Wyk Louw se besoek aan Nederland en Vlaandere gedurende 1948-'49’ van H.J. Schutte (Tydskrif vir Letterkunde, november 1991, ISSN 0041-476 X). Schutte beschrijft daarin de achtergronden en feitelijkheden van dat bezoek, de betekenis ervan voor de ruimdenkende maar al bij al toch nationalistische dichter Van Wyk Louw zelf (vergeet niet dat precies in 1948 de apartheid werd gelegaliseerd!) en voor een mogelijke toenadering met Nederland, ‘nou dat die laaste reste van die apartheidsisteem besig is om te verdwyn’.
Het bewuste bezoek is natuurlijk verleden tijd en maakt deel uit van de literatuurgeschiedenis, maar de auteur koppelt er beschouwingen voor vandaag en morgen aan vast. Hij wijst erop dat Nederland in het Europa van de eenentwintigste eeuw misschien niet eentalig zal blijven en dat het Nederlands in een Europa zonder binnengrenzen veel kwetsbaarder wordt. Daarom, meent hij, ‘behoort daar tans vanuit Nederland spontaan begrip te kom vir die posisie van die Afrikaner’, en hoopt hij dat vrijmoedige betrekkingen van Zuid-Afrika met Nederland/Vlaanderen ‘sal verseker dat hierdie taalfamilie sy invloed in die talebestel van die wêreld sal bly behou’.
In dezelfde aflevering van het Tydskrif virLetterkunde kijkt ook André P. Brink naar de onmiddellijke toekomst: ‘Op pad na 2000 Afrikaans in 'n (post)-koloniale situasie’. Feitelijk heeft hij het minder over het Afrikaans dan over de literatuur in die taal, waarin ‘herbesoeke aan ons geskiedenis al is afgelê, o.a. deur Krog en Stockenström, deur Anna Louw en Etienne van Heerden en Koos Prinsloo, en waarskynlik op sy indrukwekkendste deur Etienne Leroux in Magersfontein, o Magersfontein’. Er wordt dus volgens Brink al met nieuwe ogen naar het voorbije, minder fraaie optreden van de Afrikaner gekeken, maar hij verwacht dat de Afrikaanstalige schrijver bij het kritisch herschrijven van de eigen geschiedenis nog veel verder zal gaan, veel radicaler en met meer verbeelding de onfrisse mythes van de laatste halve eeuw zal ontmaskeren.
Het verdriet van Nederland: Een Fransman stoeit met de Hollandse ziel is een boek van Christian Chartier dat uitkwam bij Prometheus (1992 - ISBN 90 5333 097 6) en dat veel interessanter is dan het voorplat laat vermoeden.
Chartier verblijft sinds 1986 in Nederland en is er sinds 1989 correspondent van Le Monde. Het blijkt een beetje kort te zijn voor een boek dat beklijft, maar lang genoeg voor een pittige momentopname. Hij noemt zijn werk zelf ‘een ongeordend mengsel van objectieve gegevens en subjectieve waarnemingen, geplaatst tegenover wat ik over (Nederland)