Geactualiseerde ensceneringen in de Vlaamse Opera
‘Prima la musica, poi le parola’ of omgekeerd? Het zal wel niet de laatste keer zijn, dat die twistappel in operamilieus op tafel komt. Niet alleen bij het componeren van een opera is dit een brandende vraag, ook bij de realisatie ervan leidt ze vaak tot hevige discussies. Staat de muziek centraal, of moet de muziek het woord dienen en - mutatis mutandis - is een operauitvoering op de eerste plaats een muzikaal spel of vóór alles een theatergebeuren? Feit is, dat de laatste decennia de regisseurs een grotere invloed hebben op de realisatie en vaak mooi weer spelen met de beschikbare middelen; niet zelden met een fiasco als gevolg. In De Vlaamse Opera loopt het gelukkig niet zo'n vaart.
De eerste drie opera's die de VLOS vorig seizoen presenteerde, werden in een modern jasje gestoken. Driemaal een gewaagde onderneming, maar telkens met min of meer succes bekroond. Die bijval was te danken aan de kwaliteit van de muzikale interpretatie, doch ook aan die van de scènische presentatie.
Oude wijn in nieuwe vaten? Neen. Wel een eigentijdse en meestal originele voorstelling, die echter de geest en de existentiële inhoud van het oorspronkelijk gegeven geen geweld aandeed. Dat er bij die moderne aanpak nu en dan wel eens inconsequenties opdoken, namen we er graag bij; in de meeste gevallen behield de vertolking haar dramatische spanning.
Met Il Ritorno di Ulisse in Patria zat De Vlaamse Opera nog niet helemaal op het juiste spoor. In een zonnig zuiders decor werd al te kwistig met een tussengordijn gespeeld. Het mythologische gegeven werd verplaatst naar het Griekenland van de jaren vijftig, waar een groep mannen en vrouwen (koor) het hele gebeuren op het toneel volgde en er acterend op inspeelde. De goden, toch een belangrijk bestanddeel in Monteverdi's opera, bleven onzichtbaar tronen op de Olympos. Geen spanning dus tussen een bovenmenselijke en een aardse bedoening. Die dynamische kracht misten we soms ook in de muzikale vertolking, geleid door Florian Heyerick. Hij had bewust gekozen voor een beperkte bezetting. Daarin leverde de basso-continuogroep wel boeiend en wisselend werk, maar het geheel kon meer dramatiek en kleur hebben.
De Roemeense regisseur Pet Halmen presenteerde Der fliegende Holländer als een nachtmerrie van Senta. Die hoofdpersoon beleefde de sage in een droom, op de avond voor haar huwelijk met de jager Erik. O.i. een mogelijke en verantwoorde visie. Het verhaal is immers een irrationeel balladegebeuren uit een ver verleden, dat baadt in een sfeer van dromerij en extase. Dat Wagners oorspronkelijke concept wel eens in de verdrukking komt - maar nooit echt verkracht wordt - moet je kunnen aanvaarden. En die aanvaarding lukt gemakkelijker als de muzikale interpretatie onafgebroken boeit. O.l.v. Rudolf Werthen zorgden solisten, koor en orkest inder-