Ons Erfdeel. Jaargang 35
(1992)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdTheater-BeeldenTijdens het theaterseizoen 1990-1991 vierde het Nederlands Toneel Gent zijn vijfentwintigjarig bestaanGa naar eind(1) met een hele reeks manifestaties en vooral met een uitsluitend Nederlands repertoire. Uitgerekend bij dit jubileum ontbrak het lustrumboek dat het N.T.G. om de vijf jaar pleegt uit te geven. Onder de titel Theater - Mens en Wereld - Beelden verscheen nu toch een fraai uitgegeven boek dat aan de hand van heel veel foto's en de technische fiches van alle produkties een overzicht biedt van de periode 1985-1990. Maar de ambitie van dit lustrumboek dat geen lustrumboek wil zijn, reikt wel verder dan het traditionele overzicht, al wordt een en ander vrij vaag geformuleerd. De redactie heeft namelijk geprobeerd niet langer de stukken en de produkties centraal te stellen, maar ‘integendeel een aantal kerngebieden van menselijk handelen als vertrekpunt te nemen’. Behalve de foto's en de citaten uit door het NTG gespeelde stukken werden voor dit boek dan een aantal ‘artikels ter oriëntering’ gevraagd aan ‘cultuurfilosofen of aanverwanten’. Dit levert een aantal uiteenlopende essays op, waarin de auteurs peilen naar de essentiële betekenis en de universaliteit van het verschijnsel theater. De esthetiek, de proble- | |
[pagina 611]
| |
men en de uitdagingen van het hedendaagse theater worden eveneens aan de orde gesteld. Ook al zijn de diverse beschouwingen niet altijd origineel of leiden ze niet direct tot een ‘controversiële vonk’, toch biedt deze waaier aan essays een aantal interessante inzichten. Wat o.m. bij verschillende auteurs naar voren komt, is het belang van het multiculturele karakter van het theater van nu en van de toekomst. In het openingsartikel stelt Leo Apostel dat de metamorfose het wezen van het toneel uitmaakt. Hij vindt een bevestiging van die stelling in de belangrijkste moderne theorieën over het theater. Ook de fundamentele interdisciplinariteit van het genre is hier een argument: ‘Als toneel... een persoonlijk en collectief anders worden (zichzelf blijvend) van de acteurs is, om anderen (publiek) toe te laten die metamorfose mee te maken, dan moet de hele werkelijkheid suggestief en schetsmatig “anders” naar voren worden gebracht: vormen en kleuren, muziek en woorden, dingen en ruimten, gebeurtenissen en handelingen werken alle (sic) mee.’ Terloops stippen wij hier nog aan dat Apostel op p. 27 Coleridges frase ‘a willing suspension of dis-belief’ foutief citeert. Freddy Decreus brengt een duidelijke synthese van het postmoderne, versplinterde wereldbeeld zoals dat in het theater van de jaren tachtig verschijnt. Hij illustreert zijn uiteenzetting met tal van verwijzingen naar allerlei produkties. Terwijl Decreus een nieuwe ‘esthetiek van het Fragment’ tot stand ziet komen, spreekt Ronald Commers, die in zijn bijdrage naar verbanden tussen theater en ethiek zoekt, over het ‘theateren’ van de hedendaagse theatermakers als gevolg van de waardenimplosie na 1960. Tegenover deze disharmonie en het verlies van het subject - waarvan het begin gesitueerd wordt in Büchners Woyzeck - stelt hij het ideaal van harmonie en vrijheid bij Mozart. Het theater creëert telkens opnieuw een eigen, aparte wereld. Dit houdt natuurlijk verband met de essentiële rol van de metamorfose. Conventies en decorum maken dat behalve de imaginaire wereld ook de wereld van het theater zelf duidelijk aanwezig is. Dat wordt beklemtoond door Jacques de Visscher, die meent dat deze wereld a.h.w. taboe moet zijn voor de toeschouwer. De besloten wereld die het theater oproept, kan er een zijn ‘van vervreemding of desautomatisering,... van mythen en archetypes,... van de illusie die de psychische tensies mildert of zelfs opheft’, schrijft Raymond Vervliet. Dat maakt volgens hem de eigen identiteit van het medium uit. In onze hoog-technologische tijd is vooral de behoefte aan menselijk contact en aan het creatieve vermogen tot verbeelding heel sterk. Met name aan deze noden komt het theater tegemoet. Aan de hand van beschrijvingen van een Kabuki-adaptatie van Hamlet en van Peter Brooks' recente produktie van La Tempête toont Vervliet aan dat het ‘multiculturele’ spoor niet alleen tot herbronning inzake de universele theatertaal kan leiden, maar tevens tot een interculturele confrontatie en dialoog. Deze confrontatie is ook volgens Etienne Vermeersch een van de opgaven voor het theater van de toekomst, dat aldus kan bijdragen tot ‘een reële hogere eenheid van de mensheid’. Daarnaast ziet hij het in leven houden van ons eigen erfgoed - het geregeld spelen van de klassieken - en het plaatsen van de universele thematiek van liefde en dood, lijden en vreugde enz. in ‘relatie met de mensheid als geheel, met de toekomst van mens en natuur’ als belangrijke opdrachten voor het theater. In een korte bijdrage waarmee dit ‘lustrumboek’ afsluit, zoekt Fred Six naar ‘sporen van een artistiek beleid’ bij het N.T.G. Een sterke gerichtheid op het hedendaagse repertoire en op werk met een maatschappelijk engagement is een der opvallendste trekken van het jonge N.T.G. Maar ook een zekere openheid qua vormvernieuwing en regie heeft het N.T.G. steeds gekenmerkt. De eigen identiteit die directeur Walter Eysselinck destijds vooropstelde, heeft het gezelschap uiteindelijk (nog) niet helemaal gevonden, schrijft Fred Six. De auteur besluit overigens terecht met een waarschuwing voor de verlokking ‘tot missionering van een uitgehold commercieel televisiecircuit’.
Jozef De Vos Theater - Mens en Wereld - Beelden, 1985-1990, marcel van spaandonck (red.), N.T.G., Gent, 1992, 270 pp. |
|