Theater
Carrousel en Carver: van woord naar gebaar en omgekeerd
Het eind van het Nederlandse theaterseizoen gaf hier en daar wat onrust te zien, niet in de laatste plaats in verband met geld. De Raad voor de Kunst wees de minister van WVC de podia waar de geldkraan wat verder open, maar vooral waar die wat verder dicht kan. De minister nam kennis van de adviezen, interpreteerde die op haar manier, en zette vervolgens de kraan in de druppelstand. De Raad voor de Kunst riep in een vervolgadvies dat het zo niet bedoeld was, de gezelschappen lieten hun voorspelbare protesten horen en mét hen maakt ook het publiek zich zorgen over de vraag tot welke concessies de voortschrijdende bezuinigingen op den duur zullen leiden.
Een tweede bron van onrust, maar misschien is dat een te groot woord, werd gevormd door de keuze van de jury van het Theater Festival. Een aantal critici toonde zich verbijsterd over de selectie van de twaalf produkties: waarom bijvoorbeeld niet de spraakmakende Hamlet van Dirk Tanghe, en waarom wel Jan Fabre's Sweet temptations? Een enkeling maakte zich zelfs echt boos, en het lijkt met de meningsverschillen bijna de kant op te gaan van het traditionele gekissebis rond de AKO-nominaties - hoewel het op dat front dit jaar juist tamelijk rustig was.
Te midden van al dit grote en kleine gewoel werd er gelukkig ook toneel gemaakt. Een enkele keer werd een voorstelling door de critici neergesabeld en door het publiek genegeerd, wat bij het RO-theater tot stopzetting leidde van het inderdaad zeer teleurstellende tentspektakel Rockanjé sur Mer. Maar er waren natuurlijk ook hoogtepunten, bijvoorbeeld van de theatermaaksters Lidwien Roothaan en Mirjam Koen. Met een prachtige regie van Sofokles' Elektra nam de eerste afscheid als artistiek leidster van Carrousel, het gezelschap dat onder haar bewind volwassen is geworden.
Deze Elektra - niet geselecteerd voor het Theater Festival - bewijst weer eens hoe knap Roothaan erin slaagt de magie van het theater met een minimum aan middelen en een maximum aan rendement tot stand te brengen. Typerend voor haar regies is de onontkoombare wijze waarop de acteurs zich richten tot het publiek - of dat bewust juist níet doen - en de scherpe patronen volgens welke ze zich over het podium bewegen. Daarmee zijn spel en mise-en-scène al vanaf de eerste minuut zo glashelder, dat er verder aan niets behoefte is, noch aan grote gebaren, noch aan emotionele uithalen, noch aan het gemak van een stuk of wat theatereffecten. De spelers kunnen zich nergens achter verschuilen en moeten op eigen kracht de tekst tot zijn recht laten komen, wat bij Roothaan dan ook inderdaad gebeurt: de regie staat in dienst van het woord en is altijd een eerbetoon aan de auteur.
Het cruciale moment in Sofokles' tragedie is de ontmoeting tussen de tot wanhoop gedreven Elektra en haar dood gewaande broer Orestes. De scène wordt door Debbie Korper en Ronald de Bruin zonder het minste vertoon neergezet, maar mist juist daardoor zijn uitwerking niet. Roothaans toverformule verleent aan de passage een zinderende spanning; zo ook weet Debbie Korper haar emoties bij vlagen oorverdovend uit te krijsen, zonder dat het geringste geluid aan haar wijd geopende mond ontsnapt. En Victor Löw, in zijn kleine rol van Aigisthos, verbeeldt alleen al door zijn lachwekkende aanwezigheid op onthutsende wijze de arrogantie van de macht.
Niet minder opvallend dan deze Elektra waren Roothaans regies van onder meer Lorca's Bloedbruiloft, Strindbergs De Vader en niet te vergeten Bordewijks curieuze ‘spel van olie, dood en leven’ Sumbo N.V.: voorstellingen die in de herinnering voortleven als even zovele hoogtepunten van de voorbije theaterseizoenen. Zwakke momenten heeft Roothaans loopbaan nauwelijks gekend, ook al behoren haar regies van bijvoorbeeld Reisels De vliegenier en, recentelijk, van Koltès Roberto Zucco niet tot de echte favorieten. De kracht van de regisseuse lijkt dan ook vooral te liggen in het klassieke, gerenommeerde genre.
Roothaan vertrekt naar Toneelgroep Amsterdam, ongetwijfeld het meest geruchtmakende gezelschap van het afgelopen decennium, dat haar in feite al min of meer geannexeerd had. In de toekomst zal ze haar talent dus in toenemende mate in de ambiance van de grote zalen moeten realiseren, en dat maakt zeer nieuwsgierig. Carrousel kunnen we slechts sterkte toewensen en een positief antwoord op de vraag of er na dit afscheid een toekomst voor het gezelschap is. Met Elektra heeft Lidwien Roothaan in elk geval nog één keer laten zien hoe het moet.
Een ander hedendaags regietalent is Mirjam Koen, die eerder dit seizoen van zich deed spreken bij het Onafhankelijk Toneel met haar versie van Tsjechovs Stuk zonder titel (Platonov): een absolute topper van ruim vier uur durend kijk- en luistergenot, gelukkig ook in de ogen van de jury van het Theater Festival. Voor theatergroep Carver regisseerde Koen na het succesvolle en met twee prijzen gelauwerde Café Lehmitz nu ook Koorts, inmiddels de derde produktie van het jonge gezelschap.
Noch aan Café Lehmitz, noch aan Koorts ligt een bestaande toneeltekst ten grondslag: beide produkties zijn ontstaan vanuit improvisaties, de eerste op basis