Zij was alles wat ik had en een deel van mezelf. (...) Zonder haar had niets meer enige zin - en alles wat ik verder zou doen of maken, was doelloos.’
Maar later besluit hij zijn herinneringen op te schrijven en zich daarbij te bepalen tot de momenten van ‘Little Happiness’, aangezien het grote geluk volgens hem niet bestaat. Voor die momenten had zij altijd meer oog dan hij; Phiny is Toonders Beatrice, zo lijkt het wel. Het schrijven fungeert aldus als bezwering van de leegte en ‘het sinistere gegier van demonen’.
Die werkwijze en instelling daarbij, maken Vroeger was de aarde plat welhaast tot een dubbel-autobiografie: van Marten én Phiny. Toonder acht het leven alleen zinvol als er een menselijke twee-eenheid is; wanneer één van de twee geliefden sterft, blijft er dus maar een half mens over. Daar sluiten zijn denkbeelden over het ‘mannelijk en vrouwelijk beginsel’ in de schepping op aan. God benoemt hij als het mannelijk beginsel en ‘de wateren’ uit het scheppingsverhaal vormen het vrouwelijke. Volgens Toonder is dit vergelijkbaar met het oosterse Yang en Yin-principe. Vanuit die optiek dat menselijk-relationeel geluk bestaat wanneer twee mensen één mens zijn, beschouwt hij ook zijn ouders. Immers: ‘ouders zijn nu eenmaal het model waar we naar gevormd zijn’.
Zijn ouders worden voortdurend beschreven als figuren uit een mythische wereld die nu bijna verdwenen is. Als metaforische uitbeelding daarvan doemt regelmatig bij het verwijlen in het verleden een walvis op, als bijna uitgestorven half-mytisch zoogdier uit voorbije tijden. Toonder beschouwt zijn ouders als twee totaal verschillende persoonlijkheden die geen al te goed huwelijk hadden. Zijn vader voer als kapitein op de grote vaart en was dus gedurende lange periodes afwezig; hij wordt in Vroeger was de aarde plat als een geheimzinnige, trotse en eenzame figuur geportretteerd. Zijn moeder was een nogal ondoorgrondelijke, egocentrische vrouw, die urenlang in een leunstoel kon zitten om ‘na te denken’ over een verloren liefde; verder had ze een dwangmatige zucht tot verhuizen. Twee mensen die ieder in een eigen wereld leefden - en ‘in die wereld speelden kinderen geen rol’, in Toonders woorden. Dit citaat doet mogelijk vermoeden dat de toonzetting van Vroeger was de aarde plat wat bitter is, maar niets is minder waar. Marten Toonder schrijft, vaak bijzonder geestig en altijd met milde ironie, over zijn ouders, z'n vroege jeugd, de weinig florissante schoolcarrière, z'n ontluikende liefde voor Phiny, z'n bootreis naar Zuid-Amerika, z'n diensttijd en de eerste voorzichtige schreden als beroepstekenaar. Aan het eind van het boek heeft hij zijn leerlingstatus en het illustratorschap in loondienst verlaten. Als eigen ondernemer heeft hij dan al de proto-Tom Poes ontworpen - begin van het succes. Met de Tom Poes-strip, later Bommelstrip geheten, is Marten Toonder immers beroemd geworden.
Een interessante vraag bij dit autobiografisch proza is: kan het los gezien worden van Toonders andere werk? Toonder lijkt die vraag te hebben willen voorkomen door in zijn autobiografie voortdurend verbanden te leggen tussen zijn leven en letterkundig werk. Vroeger was de aarde plat is dan ook een sleutel tot nader begrip van de Bommelverhalen. Die overeenkomst doet zich niet alleen voor in talloze verwijzingen, citaten en allusies (‘Geld maakt vrij en verder mag het geen rol spelen’), maar de Bommelkenner krijgt soms onverwacht inzage in hoe Toonder aan zijn stof kwam. Zo dwalen de gedachten bij een opmerking van Martens vader (‘Als je nu in Duitsland laarzen in de grond plant, komen er soldaten uit’) vanzelf af naar het eerste Tom Poes-verhaal waarin zich een analoge situatie voordoet. Het sterkst doet die verwantschap zich echter voor in de taal, zoals die gebruikt wordt door diverse personages in Vroeger was de aarde plat. Op basis daarvan zijn een aantal gelijkenissen vast te stellen, zoals die tussen de moeder en Bommel, de vader en Wal Rus, Phiny en Doddeltje, Eterman en Terpen Tijn, Peregrinus en Pee Pastinakel, en Herr Kerbe en Prlwytzkofsky. Bovendien zijn de Bommeliaanse taalverhaspeling en het Bommelidioom ook eigen aan Toonder zelf; af en toe werkt die geforceerde ‘zodat’-constructie wel eens wat vermoeiend. Het moge duidelijk zijn: een antwoord op de vraag wat er eerder was, de kip of het ei, hoeft men van Toonder niet te verwachten.
Natuurlijk houdt niet ieder autobiografisch geschrift zich sterk aan de werkelijkheid: het kan ook fictionele elementen bevatten. Dat is bij voorbeeld het geval in Hella Haasses Persoonsbewijs en nu ook in Vroeger was de aarde plat. Neem alleen de titel al. Die houdt een pleidooi in voor een ander, niet-wetenschappelijk, magisch denken. ‘Leven is beweging, en alles wat leeft verandert voortdurend - ook het denken’, schrijft Toonder. Wat je gelooft, is dus waar. Dat Marten Toonder zijn handelen laat bepalen door tekens (‘die morgen zat er een kraai op de vensterbank te kloppen’) en zijn geloof in de magische werking van een bronzen schildpadje onderkent, dient één doel: te getuigen van een andere, mythische werkelijkheid. Waarom dat moet? ‘Je moet het bestaan van vele mogelijkheden erkennen, anders word je een fanaat die zich gelukkig voelt in een schreeuwende horde’.
Jeroen Vullings
marten toonder, Vroeger was de aarde plat. Autobiografie Deel I 1912-1939, De Bezige Bij, Amsterdam, 1992, 301 p.