Jan Roeland, ‘Element met geel/roze verticaal’, 1971, olie op doek, 140 × 200 cm.
Tafels. Het thema vulde bijna het hele schilderij en werd soms zo abstract dat het schilderij slechts Element met geel/roze verticaal genoemd kon worden.
Daarna volgde een serie, getiteld compositie (met vier sikkels, met twee rode hamers enz.) waarbij het hele vlak leeg is en de voorstelling zich aan de randen bevindt in plaats van het hele vlak te vullen.
Roeland buit thema's zover uit tot er geen oplossing meer mogelijk lijkt. Dan, na veel werken, lukt het hem toch een opening te maken. Gemakkelijk gaat dat niet. Het is zoeken op de vierkante centimeter.
Als deze periode, waarin tamelijk lege schilderijen met een atmosferische kleur in het centrum ontstaan, voorbij is, lijkt Roeland zich opnieuw meer op de kleur te gaan concentreren.
Het nieuwe thema, Planten, neemt weer bijna het hele oppervlak van het schilderij in beslag. Voor wat betreft de mate van abstractie doen deze Planten sterk denken aan de Dozen uit 1972. De kleuren zijn echter helderder, feller. Vanaf 1987 worden de Planten voortdurend abstracter. In de eerste tijd zijn ze zeer plastisch, maar rond 1990 worden de afbeeldingen van de planten geplaatst tegenover platte kleurbanen. De vormen worden op deze schilderijen door hun plasticiteit ruimtelijk, de kleurbanen komen door de verfbehandeling echter nog sterker dan de plastische vormen in de ruimte te staan. Soms zou de voorstelling op de schilderijen zonder hulp van de titels, zoals Bloem met rood vlak, Vier vazen, nog moeilijk te benoemen zijn. De kleuren uit deze periode zijn prachtig en stralender dan ooit.
Het gevoel dat weergegeven wordt in de kleur en de intensiteit van het geschilderde oppervlak lijkt het eigenlijke onderwerp van de schilderijen van Roeland. Hij gaat de werkelijkheid te lijf met zijn emoties. Je zou hem een dichter onder de schilders kunnen noemen, iemand die het verhaal sterk reduceert en zich met zo weinig mogelijk middelen, zo puur mogelijk wenst uit te drukken.
Hoe besluiteloos hij is in het dagelijks leven, zo zeker is hij van zijn zaak als het om zijn schilderijen gaat. Hij formuleert zeer zelfverzekerd over kwaliteiten van kunst en wat er nodig is om een goed kunstwerk te produceren.
Als hij erover praat heeft hij het over de spanning tussen werkelijkheid en afbeelding, het verschil tussen symmetrie en net geen symmetrie, orde en chaos, en over de innerlijke noodzaak om te schilderen. Al het soort dingen waaraan kwaliteit wordt afgemeten.
Jan Roeland, ‘Planten met rood vlak’, olie op doek, 1990, 80 × 65 cm.