Ons Erfdeel. Jaargang 35
(1992)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNieuwe perspectieven voor de Keulse NeerlandistiekIn Duitsland studeren zo'n 2200 studenten Nederlands aan de universiteit, leren op de middelbare school ca. 4000 scholieren de taal van hun buren in het westen en volgen bijna 12 000 volwassenen cursussen Nederlands op de volkshogeschool.Ga naar eind(1) De belangstelling voor het Nederlands in Duitsland heeft een lange traditie en groeit vooral in de grensstreek gestaag. Een belangrijke oorzaak voor dit fenomeen is het feit, dat Nederland en Vlaanderen samen de grootste handelspartner van Duitsland vormen. Het is dus geen toeval, dat handel en industrie in Duitsland, zoals uit een recent onderzoek blijkt, niet alleen grote behoefte hebben aan medewerkers met kennis van het Engels en het Frans maar ook aan mensen met kennis van het Nederlands.Ga naar eind(2) In de Duitse ondernemingen bestaat er vaak meer behoefte aan Nederlands dan aan Spaans, Italiaans of Russisch. Toch speelde tot op de dag van vandaag de rol van het Nederlands in de bedrijven voor het universitaire curriculum Nederlands zo goed als geen rol. Alhoewel in Duitsland in het verleden in het kader van de herstructurering en de heroriëntering van ‘bedreigde’ vakken als Frans, Spaans en Italiaans speciale studierichtingen ontwikkeld werden, waarin de studenten een meer interdisciplinaire en eerder op de praktijk van handel en industrie georiënteerde opleiding kunnen volgen, bleef het onderwijs Nederlands tot nu toe een puur filologische opleiding in de klassieke | |
[pagina 464]
| |
zin van het woord. Naast de gebruikelijke cursussen taalverwerving en ‘kennis van land en volk’ die de opleiding Nederlands in het buitenland kenmerken, worden er nog steeds bijna uitsluitend cursussen in de literatuur- en taalwetenschap aangeboden, die met uitzondering van de cursussen in het kader van de lerarenopleiding niet direct gericht zijn op de feitelijke werkzaamheden van neerlandici in het buitenland. De instituten Nederlands hebben, ondanks de forse personele uitbreiding die aan de universiteiten van Berlijn, Keulen, Münster en Oldenburg in de laatste jaren plaatsvond, nog steeds een relatief kleine staf. Zo werd b.v. het onderwijs aan de universiteit van Keulen, waar sinds bijna zeventig jaar ononderbroken Nederlands onderwezen wordt en nu ca. 400 studenten Nederlands studeren, tot voor kort verzorgd door één hoogleraar en één lector.Ga naar eind(3) Een vakgroep Nederlands in het buitenland kan dus niet even makkelijk als b.v. de romanisten een nieuwe, bredere studierichting realiseren. Toch moet er nodig iets gebeuren. Ook al is het niet zo lang geleden, dat men kon zeggen, dat er geen werkeloze neerlandicus met een Duits diploma in Duitsland bestond - een situatie waarvan anglisten, germanisten en romanisten al sinds lang alleen maar konden dromen - nu is dat niet meer waar. Bovendien blijft ondanks de relatief slechte toekomstperspectieven voor filologen juist bij Nederlands het aantal hoofd- en bijvakstudenten stijgen. Het curriculum Nederlands in Duitsland moet dus aangepast worden. In Keulen heeft men de benoeming van Priv. Doz. Dr. A. Berteloot tot ‘Hochschuldozent’ aan het Instituut voor Nederlandse filologie te baat genomen om de eerste stappen in deze richting te zetten. Tijdens een Nederlands feest op 6 november 1991 ter gelegenheid van het nieuwe docentschap, dat tot stand kwam met steun van de Nederlandse Taalunie, presenteerde de directeur, Prof. dr. H.W.J. Vekeman, een concept voor een meer op de huidige perspectieven van buitenlandse neerlandici gericht curriculum Nederlands. De klassieke filologische en culturele vorming blijft natuurlijk de basis van de hele opleiding, maar daarnaast zou er een nieuw zwaartepunt moeten komen. Een nieuw studiepakket dus dat het mogelijk zou moeten maken, dat Keulse studenten zich tijdens hun studie Nederlands ook bezig houden met communicatiewetenschappen, organisatiekunde, marktmechanismen, informatieverwerking en technieken voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Hoopgevend is in dit verband het feit, dat een en ander waarschijnlijk heel snel verwezenlijkt zal kunnen worden. Tenslotte bestaan er binnen een universiteit als die van Keulen genoeg faciliteiten om bepaalde onderdelen van een dergelijk programma meteen in te vullen. Het gaat dus in de eerste plaats om een aanpassing van het curriculum. Bepaalde facetten van het op te richten nieuwe zwaartepunt vereisen echter ook specialisten uit Nederland en Vlaanderen. Niet alleen om die te kunnen aantrekken, zijn er bijkomende financiële middelen nodig. Er is ook nog de bedrijfspraktische component van een meer op handel en industrie gerichte studierichting. Voor de definitieve verwezenlijking van een nieuw curriculum Nederlands is men dus aangewezen op een intensievere samenwerking met Nederlandse en Vlaamse universiteiten en zal men ook beroep moeten doen op middelen van derden, m.n. middelen van Europese instellingen en van handel en industrie.
Herbert van Uffelen |
|