wereld van de hoofse Bourgondische cultuur uit de eerste helft van de 15de eeuw. Zij liggen in het verlengde van de briljante miniatuurkunst, alleen behoren ze, jammer genoeg, nog niet tot het vaste culturele bezit van elke kunstkenner en -liefhebber. Deze opname kan dit euvel verhelpen.
De generatie omstreeks 1500, met Josquin Desprez als absoluut hoogtepunt, is vertegenwoordigd met een opname van religieuze werken (een mis en een aantal motetten) van Heinrich Isaac (ca. 1450-1517), de Vlaming die aanvankelijk in dienst stond van Lorenzo de Medici in Florence en naderhand de muziekkapel van keizer Maximiliaan I leidde. Zijn bijzonder geïnspireerde kunst munt uit door een meesterlijk contrapunt, dat evenwel gepaard gaat met een zin voor dramatische expressie, die zo kenmerkend is voor de ‘Josquin-generatie’. Vanaf het einde van de 15de eeuw gaat de aandacht van de componist steeds meer naar de relatie woordtoon: de muziek voegt aan de tekst, als gesproken woord en als drager van betekenis, een dimensie toe. Is de mis ten gevolge van de strikte band met de liturgie uiteraard nogal streng en formeel uiterst doordacht, dan kan de componist zich ‘vrijer’ uitleven in het motet, waar de tekstexpressie meer centraal staat, evenwel nooit ten koste van een afbreuk aan de overgeleverde ‘geleerde’ stijl. Vooral die onovertroffen synthese tussen ratio (ordening van klanken door het contrapunt) en affect (verklanken van de gevoelswaarde van de tekst) maakt de 16de-eeuwse polyfone kunst universeel en tijdeloos. Isaac geeft hiervan prachtige illustraties, o.m. in zijn motetten Virgo prudentissima en Tota pulchra es. The Tallis Scholars, o.l.v. Peter Phillips, geven er een voorbeeldige uitvoering van.
Isaac en Josquin zagen in 1501 de muziekdruk ontstaan, die ervoor zorgde dat hun composities en die van hun tijdgenoten een nog ruimere Europese verspreiding kenden. Dit betekent evenwel niet dat het verluchte muziekhandschrift verdween. Een van de mooiste voorbeelden is het omvangrijke vierdelige muziekboek dat de Brugse gefortuneerde handelaar Zeghere van Male in 1542 aanlegde. Momenteel is het in het bezit van de stadsbibliotheek van Kamerijk, waar het voor geïnteresseerden liefdevol wordt bovengehaald. Alleen al de talrijke, uit het dagelijkse leven gegrepen gepenseelde tafereeltjes die nagenoeg elke bladzijde sieren, maken een omweg naar Kamerijk de moeite waard! De Vlaamse musicoloog Eugeen Schreurs stelde een bijzonder boeiende selectie van 25 composities samen, die de veelzijdige muzikale interesse van Zeghere van Male overtuigend illustreren: diens voorkeur ging zowel uit naar Vlaamse polyfone liederen (zoals het onvergetelijke Mijn hert altijt heeft verlanghen van Pierre de la Rue), vroege Italiaanse madrigalen (van Philippe Verdelot) en dansmuziek, als naar het meer courante repertoire van geestelijke werken (van Josquin Desprez) en Franse chansons (o.m. van Adriaan Willaert). Dit rijke palet aan genres en stijlen werd kleurrijk op de kleine schijf vastgelegd door het Vlaamse ensemble Capilla Flamenca, met solistische vocale partijen en een afwisselend instrumentarium.
Ten slotte mag in dit beknopte overzicht de realisatie van The Consort of Musicke, o.l.v. Anthony Rooley, niet ontbreken. Hij heeft het gewaagd een volledige bundel madrigalen (dertien composities uit 1581) van Giaches de Wert (1536-96) vast te leggen, ongeveer één uur Italiaanse muziek op de welluidende maar tevens emotioneel zo geladen poëzie van Petrarca, Torquato Tasso, Lodovico Ariosto, Giovanni Battista Guarini e.a. De Wert was de laatste Vlaamse musicus van internationaal niveau die in de tweede helft van de 16de eeuw in Italië een eersterangspositie heeft bekleed: hij was nl. kapelmeester in Mantua, enkele decennia voor Claudio Monteverdi. Zijn bijzonder sterke madrigaalkunst bereidt overigens het oeuvre van de beroemde Italiaan voor: alles is gericht op een directe, onmiddellijk indringende affectuitdrukking, die zonder omwegen de luisteraar ‘in medias res’ plaatst. Wie voor het eerst de dramatische declamatie van de klacht van Tancredi bij het graf van Clorinda (Giunto alla tomba, uit Gerusalemme liberata van Tasso) aanhoort, houdt het niet voor mogelijk dat dit madrigaal werd gepubliceerd in 1581! Voor dit werk alleen al loont deze CD de moeite, maar er is uiteraard nog veel moois te beleven aan de andere composities (niet het minst in het exuberante Solo e pensoso op tekst van Petrarca).
Van Dufay tot De Wert: de polyfonie van ‘Vlaamsen huize’ raakt langzaam maar zeker ingeburgerd in de kringen van de luisteraar die meer wenst dan vrijblijvende geluiden, maar ook op muzikaal gebied uit is op kwaliteit. Dit stemt hoopvol voor de toekomst.
Ignace Bossuyt
Besproken opnamen:
- Guillaume Dufay, Gilles Binchois: chansons (Ensemble Gilles Binchois, o.l.v. Dominique Vellard - Harmonic / Target H / CD8719). |
- Heinrich Isaac, Missa de apostolis en motetten (The Tallis Scholars, o.l.v. Peter Phillips - Gimell CDGIM 023). |
- Renaissance-polyfonie in Brugge. Het liedboek van Zeghere van Male (Capilla Flamenca - Eufoda Davidsfonds 1155). |
- Giaches de Wert, II settimo libro de madrigali, 1581 (The Consort of Musicke, o.l.v. A. Rooley - Virgin Classic VC 7 90763-2). |