Muziek
De componist Richard Rijnvos
De Nederlandse componist Richard Rijnvos, geboren in 1964 in Tilburg, is een groot bewonderaar van Morton Feldman. Deze in 1987 overleden Amerikaan zocht, volgens Rijnvos, naar de essentie van muziek en componeerde pure, gestructureerde klanken, waarin alle onmuzikale elementen overboord zijn gezet.
Een van die overbodigheden, die niets met het wezen van muziek te maken hebben, is volgens Rijnvos de zogenaamde ontwikkelingsvorm. Componisten hebben de neiging om met behulp van muziek verhaaltjes te vertellen. Ze creëren conflicten, tegenstellingen, hoogtepunten en dialogen, en geven de muziek daarmee een anekdotisch karakter. Rijnvos wil juist abstracte muziek schrijven die niet meeslepend is, en die de luisteraar vrij laat in de interpretatie.
Toen hij een jaar of twaalf was, ‘ontdekte’ Richard Rijnvos de klassieke gitaar. Hij leerde zichzelf erop spelen en een beetje componeren. Op zijn achttiende besloot hij daarmee door te gaan aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij bij Jan van Vlijmen en de Engelsman Brian Ferneyhough studeerde. In 1989 voltooide hij zijn studie en kreeg hij de Perspectiefprijs van het Aanmoedigingsfonds voor de Kunsten. Een stipendium stelde hem daarna in staat om aan de Musikhochschule in Freiburg enige tijd bij Emmanuel Nunes te studeren.
Veel heeft Rijnvos nog niet gecomponeerd. Hij is zo kritisch over alles wat hij maakt, dat hij langzaam werkt. Bovendien gebruikt
Richard Rijnvos (o1964) (Foto Frank Zweers).
hij bij het componeren een ingewikkeld wiskundig systeem. Rijnvos: ‘Componeren is voor mij niet: op straat lopen en ineens een aardige muzikale inval krijgen, of achter de piano een leuk deuntje ontdekken. Ik probeer niet om het diepste uit mijn ziel naar boven te halen, maar een situatie te creëren waar ik me zo goed mogelijk uit moet zien te redden. In plaats van een buitenmuzikale wil aan de noten op te leggen, bedenk ik structuren die op zichzelf al een eigen wil hebben’.
Zo hoopt Rijnvos voldoende afstand te scheppen tot het materiaal waarmee hij werkt. Hij doet dat door gebruik te maken van zogenaamde ‘magische vierkanten’. Dat zijn getallen die zo in een vierkant zijn geplaatst, dat de som van de horizontale en de verticale reeksen en die van de twee diagonalen telkens dezelfde is. Deze getallen bepalen het aantal stemmen, de lengte van een fragment en de noten die erin gebruikt worden. Als hij dat alles eenmaal heeft berekend, begint Rijnvos zelf te puzzelen. Soms blijken de noten gewillig, maar af en toe kost het hem veel moeite om er muziek van te maken.
Rijnvos behandelt zijn wiskundig verkregen materiaal met respect, sjoemelen is er niet bij. Rijnvos: ‘Toen ik pas componeerde, luisterde ik naar Schónberg en ik dacht dat moderne componisten zo hoorden te werken. Dus deed ik dat ook. Al gauw moest ik allerlei lastige noten wegmoffelen, net als Schönberg in zijn twaalftoonssysteem. Webern heeft dat nooit gedaan, daarom bewonder ik hem zeer. Hij had het harnas van een consistent systeem en wist daar zo knap mee om te gaan, dat hij het volledig in zijn macht had, zonder te smokkelen. Toch merk je in Weberns muziek niets van het rekenwerk. Ook in mijn composities worden de getallen uiteindelijk onzichtbaar. Dat is een grote uitdaging: jezelf beperkingen opleggen en die daarna overwinnen’.