Verwijder mij in u
De titel van dit stuk is het laatste vers van het gedicht ‘Saenredam’ uit de bundel Uithoek van Roland Jooris. Het gaat over het werk van de zeventiende-eeuwse schilder Pieter Jansz. Saenredam, vooral bekend om zijn schilderijen van vrijwel lege kerkinterieurs. Wat de toeschouwer in die beelden treft, is afwezigheid, een afwezigheid die wordt opgeroepen door een structuur van opgaande lijnen, door een spel van licht en schaduw en van zachte kleurtinten. ‘Kaal licht’, zo begint Jooris zijn gedicht daarover, dat dan verder loopt via een aantal motiefwoorden die de sfeer van deze poëzie goed laten zien: kilte, puur, helderheid, zuinig, ruimte, onthechting, slijt, schuur, ontruim, verwijder. Zo heel veel meer woorden staan er niet in het gedicht: het is tot zijn kaalste essentie herleid, zoals de interieurs van Saenredam dat zijn. En ze gaan daar ook over, over de uitzuivering van de ervaring tot alleen dat wat wezenlijk is, overblijft. Alle decoratieve ballast wordt uitgegomd, weggeschuurd; alle gedachten aan bruikbaarheid of aan toevalligheid verdwijnen en wat rest is vorm, helderheid, inderdaad het rijtje van daarnet: ruimte en onthechting.
Hoewel het er typografisch helemaal anders uitziet, is dit gedicht, ‘Saenredam’, opgebouwd als een sonnet:
Roland Jooris (o1936).
In het ‘octaaf’ krijgen we eerst de helderheid van het kale licht, gevolgd door de zuiverheid van de resonerende klank.
Dan volgt de volta, die in het ‘sextet’ de toepassing brengt, de vraag van de ‘ik’ om dezelfde graad van puurheid te bereiken. Dat loopt uit op het vers waarmee we deze beschouwing begonnen: ‘verwijder mij in u’. Het is een vers met mystieke allure, een vraag om afwezigheid, zelfverlies, om ‘vernieting’ zoals dat in de mystieke literatuur heet. En tegelijk een vraag om opgenomen te worden in die volle, gelaagde, weerklinkende leegte. Daartoe is zuivering nodig, zowel van de mens (‘schuur mij uit’) als van de taal (‘ontruim mijn spraak’). Voor een goede lectuur van deze gedichten is vooral een juist inzicht in dat laatste nodig. Wat Jooris voor ogen staat, is een taal waaruit alles is verdwenen wat ‘spraak’ is: gepraat, verhaal, mededeling, gezeur, klacht, kortom alles wat met anekdotische of persoonlijke spreeksituaties te maken heeft. Wat er dan nog overblijft, of beter, wat dan een kans krijgt, is taal, waarin ieder woord noodzakelijk is, ruimte heeft om te weerklinken, ‘zuinig en vol ruimte’.
Op tal van andere plaatsen in deze bundel spreekt Jooris in dezelfde zin, vooral in de afdeling ‘Dicht’, wat in deze context zowel ‘toe’ als ‘gedicht’ betekent. In het gedicht ‘Aangestampt’ gaat het over een stukje aarden vloer, dat zichtbaar wordt onder een opgelichte tegel:
En in ‘Winterochtend’ luidt de eerste strofe:
Binnen zo'n gelouterde opvatting over de poëzie kan het dan ook niet verbazen, dat de muziek als meest immateriële kunstvorm en de reductie van de werkelijkheid tot abstracte geometrische patronen zo'n grote rol spelen. Gedichten en afdelingen dragen titels zoals ‘Staccato’, ‘Fagot’, ‘Etude’, ‘Impromptu’, maar ook ‘Ovaal’, ‘Beeldvlak’ en ‘Ellips’. Aan de andere kant staat de werkelijkheid, meer in het bijzonder de natuur: ‘Reiger’, ‘Kat’, ‘Slib’, ‘Najaar’, ‘Winterochtend’ en ‘Landweg’.
Die spanning tussen het rommelige, wat leeft en zich daardoor aan heldere structuren onttrekt, en anderzijds de zuiverheid van muzikale en geometrische vormen, dat is allang één van de grondmotieven in de poëzie van Jooris. Zij heeft in het verleden enkele van zijn beste gedichten doen ontstaan, zoals b.v. ‘Kataloog’, waarin o.m. een korenveld wordt beschreven als een geometrisch vlak, maar ‘lichtjes buiten zijn vorm buigend’. In deze bundel is dat contrast nog uitgepuurd en lijkt het erop, dat de abstractie de overhand neemt. Maar nergens trapt Jooris in de val van een pretentieus maar hol gebruik van abstracte woorden. Wel is er een hoge concentratie van termen als ‘opzegbaarheid’, ‘onthechting’, ‘orde’, ‘onvindbaarheid’, ‘klaarte’, ‘leegte’, maar altijd zijn die zo verweven met een concrete context, dat ze er een grote directheid door krijgen. Hoe aandachtige, zelfs detaillistische waarneming en abstractie elkaar kunnen ver-