| |
| |
| |
Piet Stockmans
De onvermoede mogelijkheden van het porselein
Jaak Fontier
JAAK FONTIER
werd geboren in 1927 te Brugge. Was leraar Germaanse talen. Kunstcriticus. Publiceerde o.a. monografieën over Renaat Ramon (1983); Luc Peire (1984); Fons de Vogelaere (1986); Gilbert Decock (1987); Gilbert Swimberghe (1989); Gaston de Mey (1990).
Adres: Sint-Ewoudsstraat 34, B-8200 Sint-Andries-Brugge
Wie het keramische medium kiest als artistiek uitdrukkingsmiddel, heeft zijn creativiteit meteen verbonden aan de vereisten: manuele vaardigheid, technisch inzicht, materialenkennis en ervaring in verband met het bakproces. Jarenlange studie en proefondervindelijke activiteit vormen aldus de noodzakelijke grondslagen tot de ontplooiing van de eigen inventiviteit. Bij de begaafden werken die voorwaarden niet remmend, maar leggen hechte, vertrouwen schenkende bases, en wat meer is, dragen bij tot revelerende inzichten die stimuleren tot nieuwe exploraties.
| |
De ontwerper
Piet Stockmans (oLeopoldsburg, 1940) kreeg een opleiding als keramist aan het Hoger Instituut voor Architectuur en Toegepaste Kunst in Hasselt (1956-63). Hoewel hij 23 jaar oud was en een zevenjarige studie achter de rug had, voelde de kunstenaar de noodzaak zich in het buitenland te vervolmaken. Hij deed stage in de Maastrichtse porseleinfabriek MOSA (1963-'64), studeerde drie jaar aan de Staatliche Hóhere Fachschule für Porzellan in het Westduitse Selb en verwierf er het diploma van Staatlich Geprüfter Modelleur (1966). Stages bij de Porzellanfabrik Lorenz Hutschenreuther AG te Selb (1965) en bij L. Bernardeaux & Cie te Limoges (1966) stelden hem in staat kennis en inzicht te verdiepen. De keuze voor het porselein was dan al geruime tijd zijn definitieve optie geworden.
In 1966 kwam Piet Stockmans als free-lance ontwerper in dienst van MOSA. Voor deze firma, die een begrip is in de wereld van de moderne design, heeft hij nu een paar honderd verschillende ontwerpen gerealiseerd: kopjes, schoteltjes, schalen, koffiekannen, theepotten, sets uit systeemporselein.
De functionele eisen heeft hij verbonden met zin voor strenge maar volmaakt gave vorm en volkomen beheersing van de materie. Het gebruik van het wit kenmerkt al zijn ontwerpen.
Volgens Stockmans kan en mag de verbeelding in werk dat aan industrieel-technische eisen is gebonden, geen kans krijgen. Wat aan de
| |
| |
verstandelijke motivatie ontsnapt, ondermijnt de schoonheid van het functionele voorwerp. De kwaliteit steunt op een uitpuring, waardoor de vorm volmaakt samenvalt met het rationeel gefundeerde gebruik. Uitgaande van die opvatting wijst Stockmans het gebruik van ornament en kleur af met een stelligheid, die teruggaat tot de zuivere beginselen van De Stijl en Das Bauhaus.
Afb. 1. - Piet Stockmans, ‘Gedefunctionaliseerde produkten’, 80 × 50 × 50 cm, 1977.
Radicaal stelt hij: ‘Het werk voor de industrie maak ik met mijn verstand.’
| |
De speelse ironicus
Hoe sterk Stockmans met die uitspraak het aandeel van het verstand voor het industriële werk ook heeft beklemtoond, zijn persoonlijkheidsstructuur is helemaal niet die van de zuivere rationaliteit. De vrije creaties reveleren geheel andere en wezenlijke aspecten van een door en door artistieke natuur, waarin sensibiliteit en verbeelding de overhand hebben op de koele redenering.
‘Het vrije werk komt vanuit mijn lichaam’, heeft de kunstenaar verklaard, in een wat gewilde tegenspraak tot het hierboven aangehaalde citaat over het industriële ontwerpen. We zouden daarbij de volgende correctie willen aanbrengen: het vrije werk komt vanuit de totaliteit van de psyche van de creërende kunstenaar; het steunt zeker op de lichamelijk-materiële ervaring, maar niet minder op de psychische vermogens die een object tot kunstvoorwerp kunnen maken: vormsensibiliteit, intuïtie en verbeelding.
Op de verstandelijke activiteit van de ontwerper Piet Stockmans heeft de kunstenaar al kort na het debuut gereageerd met ironie en
Afb. 2. - Piet Stockmans, ‘10.000 porseleinen kroesjes met blauwe rand opgedragen aan Benno Premsela’, 2.000 × 500 cm, 1982.
| |
| |
speelsheid. Als grondprincipe gold het defunctionaliseren van de zelf ontworpen serieprodukten. Bij dit onbruikbaar maken van het nuttige object lokte de ene vondst de andere uit: kopjes kregen oren aan de binnenkant, vijftien oren aan de buitenkant, werden twee aan twee door de oren met elkaar verbonden of als vergieten met gaatjes doorboord. Ook borden werden onklaar gemaakt door ingrepen en toespelingen: doorboring, halvering (afb. 1), welving of oprolling, zodat het object half bord, half pannekoek lijkt.
Dat soort werk, speels, vernuftig, ironisch en gratuit, refereert naar opvattingen die dadaïsme en pop-art tot hun voordeel hebben geëxploreerd maar blijkbaar nog niet uitgeput. De manipulaties berusten op de beginselen: ontkenning, ontwrichting, aantasting en destructie van het eerbare, gangbare en functionele, dat zich dank zij zijn volmaakte vormgeving als onaantastbaar beschouwd wil zien. Nu grijpt de kunstenaar in om de volmaaktheid juist te voorkomen: hij scheurt de gave wand, grijpt vernietigend in tijdens het modelleren, verandert de baktemperatuur, zodat de vorm haar consistentie verliest, brengt lassende porseleinglazuren aan om te verbinden wat logisch gezien afzonderlijk moet blijven.
Met zijn manipulaties heeft Piet Stockmans tijdens de periode 1976-'79 de ernst van zijn functioneel vormgaaf werk gerelativeerd en meteen, paradoxaal genoeg, een bijzonder rijke creatieve bron aangeboord en geëxploreerd.
| |
De serie en de rituele daad
Het begrip ‘hard porselein’ is verbonden aan bepaalde emotionele en culturele sferen. Chinese of Japanse figuurtjes, porselein uit Limoges, mooi versierde vazen en bonbonnières roepen allesbehalve gedachten op aan vooruitstrevende kunst, grensverleggende conceptie of verruimende artistieke visie.
Stockmans zag in, dat het materiaal talrijke, nog niet in beschouwing genomen mogelijkheden bevatte en koos het voor zijn op seriële principes gesteunde installaties en accumulaties. Zijn exposities behoorden tijdens de jaren tachtig tot de meest verrassende en opmerkelijke in
Afb. 3. - Piet Stockmans, ‘Porselein op papier’, 70 × 50 cm, 1984.
het land en kregen terecht aandacht in het buitenland.
Een wandinstallatie telt 100 porseleinen strippen met een blauwe streep en strekt zich over een lengte van 10 m uit. Tienduizend witte langwerpige kroesjes, met blauw glazuur gevuld, vormen een vloerinstallatie van 30 m2. Tienduizend blauwgerande potjes rijen zich over de vloer over een oppervlakte van 100 m2. Honderden gebogen scherven - elk stuk verwant met de andere en tevens anders - geven de bodem het uitzicht van een golvend tapijt. Honderden scherven hangen tegen de muur boven elkaar als de bladen van een boom of de pannen van een dak. Rechthoekige plaatjes, elk van hen gelijk in grootte maar verschillend door de kleurnuances, sluiten bij elkaar aan tot panelen, waarvan de formaten aan de beschikbare wandoppervlakten kunnen worden aangepast.
De kunst van Stockmans steunt op de repetitie: herhaling van het object, herhaling van de constructie, herhaling van de produktie. De vele honderden malen gerepeteerde lichamelijke bewegingen veranderen de chaos van de materie,
| |
| |
Afb. 4. - Piet Stockmans, installatie ‘Hebe '86’, 1986, Hogerheide, NL.
geven er vorm aan, brengen er orde in, maat en ritme (afb. 2).
Door de repetitie, de geleidelijke vermeerdering van de objecten en de duur van de handeling krijgen de gebaren een bezwerende kracht, een magisch karakter. Het gieten, vloeien, vormen, snijden, scheuren, strijken, aanstippen, strepen worden tot zovele rituele daden, uitgevoerd in een bepaalde volgorde, met een zekerheid in de manuele handeling, volgens hetzelfde tempo. Actie, formatie en vormmultiplicatie overstijgen de ideeën nuttigheid en functie. Ze staan in het teken van de creatie, van de realisatie met een andere dan een praktische dimensie, die aan de ene kant berust op seriële eis, systematische methode en wetmatig verloop, aan de andere kant op intuïtieve impuls en artistieke vrijheid door de mogelijkheid tot rijke variatie binnen de strengheid van het systeem (afb. 3 en 4).
| |
De intimiteit van het kleine formaat
Door hun omvang, veelvoudigheid, vormelijke en rituele referenties vormen de wand- en vloerinstallaties van Stockmans voor de tentoonstellingsbezoeker echte confrontaties, waarbij de reacties variëren van verrassing tot vreugde en fascinatie. Uiteraard ademt het kleinere werk een andere sfeer; het richt zich op een meer intiem contact dat plaats heeft in de besloten ruimte van de woonkamer, op de momenten van verstilling na de drukte van de dag.
In sobere maar erg fraai uitgevoerde houten kistjes, boxen en doosjes liggen de met de typische blauwen beschilderde porseleinen strookjes, lintjes, schijfjes, plaatjes, stokjes of staafjes naast elkaar gerijd. De verzamelingen nodigen uit tot observatie van dichtbij, tot manipulatie en verkenning van de materie met de gevoeligheid van de vingers. Hoewel geheel eigenzinnig van karakter en materiaal appelleren zij tegelijkertijd aan de eeuwenoude cultus van het verzamelen, aan de vele vormen van vergaren, bewaren, opbergen en liefdevol koesteren.
Het op 25 exemplaren vervaardigde boek Genesis (1983) kan als een bibliofiele uitgave worden beschouwd. Op zeven dubbele bladen Oud Hollands Aquarel Torchon zijn zeven beschilderde plaatjes porselein aangebracht. Op poëtisch-suggestieve wijze heeft de kunstenaar met minimale middelen van streep, vorm en kleur het gebeuren tijdens de scheppingsdagen opgeroepen. De beschildering van elk plaatje kwam afzonderlijk tot stand, zodat ieder boek een unicum is.
| |
| |
Afb. 5. - Piet Stockmans, ‘Wandinstallatie’, 200 × 50 cm, 1989 (Foto Tom Haartsen).
Afb. 6. - Piet Stockmans, ‘Wandinstallatie’, 100 × 100 cm, 1989 (Foto Tom Haartsen).
| |
Polyvalentie
Elk werk van Stockmans bezit evocerende en referentiële elementen, waardoor het betekenisverruiming verkrijgt, allerlei connotaties losmaakt of sluimerende archetypische voorstellingen uit de onderbewuste gelaagdheid van de psyche tot leven wekt (afb. 5). Juist door zijn polyvalentie kan het oeuvre zowel in de expositieruimte als bij openluchttentoonstellingen functioneren. In parken bloeien zijn keramische objecten als blauwe bloemen (Foundation Helan Arts, Bornem, 1989), vallen als dorre bladeren (Aspecten 88, Park Sebrechts), worden onder de humus tot takjes (eigen tuin) of tot pad tussen de bomen (id.). In de zaal roepen ze de geborgenheid op van het pannendak, ruist de wind door de linten (afb. 6), golft de bodem met het ritme van de zee, liggen de blokjes als steentjes op een strand, suggereert de inhoud van ‘25 kisten porselein’ (1990) de import van porselein uit het Verre Oosten of voedingswaren: groente, spaghetti, macaroni.
Piet Stockmans, poëet met het wit-enblauwe porselein, is wel degelijk dichter: zijn beeld-taal ‘zegt’ altijd veel meer dan wat er concreet-visueel waarneembaar staat of ligt of hangt.
|
|