Ons Erfdeel. Jaargang 35(1992)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Eddy van Vliet Om tot een beschrijving te komen. De kleur gezocht en daarmee begonnen. Terwijl zij sprak en haast naast zichzelf zat. Dubbelbeeld: blauw en naakt gekleed door elkaar gehaald. Dan de vorm. Met alles vergeleken wat de taal aan mogelijkheden bood. Het zachte behouden, het koude geschrapt. Na een lange pauze de poging hervat. Gaande van het plafond dat met barsten op ons neerzag tot het gebaar dat met aanraking werd verward. Om tot een beschrijving te komen. Niets anders overgehouden dan de lichtval op de deur, voor ik de kamer betrad. Uit: Jaren na maart, De Bezige Bij, Amsterdam, 1983. [pagina 329] [p. 329] Le bal du Moulin de la Galette (Renoir) Een fractie van een kus. Geen lichtvlek Renoir, maar een meisje dat ik zou willen vragen hoe het moet zijn om meer dan een eeuw te zijn begraven en nog steeds dansend op le bal du Moulin de la Galette te verschijnen, onwetend over het sneuvelen van zonen die zij nog moet baren. Bang om de smaak van haar afgewende lippen te verraden. Zoveel vragen over de bijna achtendertigduizend dagen die vlugger voorbij waren dan de penseeltrek die haar een strohoedje gaf. Op de kalender in mijn keuken kan ik nog hooguit vijftig jaar naar haar kijken, maar is de maand voorbij: de vuilnisemmer in en De kus van Gustave Klimt in haar plaats. Uit: De binnenplaats, De Bezige Bij, Amsterdam, 1987. [pagina 330] [p. 330] Feestmaal Ik kleurde, op gezag van de liefde, wat verwelkt in de winkel lag tot een feestelijk maal. Sla herwon zijn kracht, de appel liet zich moeilijk scheiden van zijn tak, het rood van de bessen leek vers gelakt. Het was zo'n zuidelijk middaguur dat het een wonder was dat de kruidenier zijn deuren openhield. Wij kochten stokbrood dat opnieuw een oven nodig had. Meloen, worst en Bleu de Bresse legden zich behaaglijk neer in de papieren zak. Bij de tafelwijn kregen wij als toegift een zachtgekleurd glas. De kruidenier begreep dat ons ontbijt laat op de dag met zijn jeugd te maken had. Aan het water sliep de veerman. Wij aten. Manet kwam voorbij en legde mijn argeloosheid vast: een schilderij waarop ik niet wist dat je altijd binnen je haren sliep en uitsluitend van jezelf hield. Uit: De toekomstige dief, De Bezige Bij, Amsterdam, 1991. Wandeling Vroeg in de morgen. De lucht smeet met grijs naar de zon. Gehuld in de ander liepen wij langs het kanaal dat ons gevecht weerkaatste waarvan ik gewaagde. Van wat verder gezegd werd, herkenden wij weinig. Het speelde zich af in het leven van passanten, hoe dicht dit het onze ook genaderd was. Twee regenjassen die naast elkaar bleven hangen nadat de school haar deuren gesloten had voor de grote vakantie: zo ongeveer vertaalden wij zwijgzaam ons verlangen. Uit: De toekomstige dief, De Bezige Bij, Amsterdam, 1991. [pagina 331] [p. 331] De stad De stad is overstelpt door plekken die je mij ontnam. Vol gemeenschappelijke voetstappen, vol gemeenschappelijk lachen. Zij werden door dromen beschut en desnoods greep de liefde naar het geweer om hen te beschermen. Vertel mijn benen hoe zij moeten ontlopen wat hun toebehoorde. Vertel het hun. Zij willen niet geloven dat de theaters zijn afgebrand, in de restaurants de pest is uitgebroken, de terrassen in lucht zijn opgegaan, de hotels werden gesloten, de binnenplaats is afgebroken. Zoals ik door het buigen van mijn hoofd aan de regen denk te ontkomen, zal ik vergeten wat mij is ontnomen. Uit: De toekomstige dief, De Bezige Bij, Amsterdam, 1991. Vorige Volgende