en die geliefde, hoe reëel ook, blijken tenslotte verbeelding te zijn geweest. Of tenminste: nu blijkt dat de dichterlijke verbeelding zich op hen heeft vastgezet, ze heeft vervormd tot wat zij niet waren. In drie etappes roept de dichter zijn ontmoetingen met Van Gogh op: ‘Mijn vader droeg je baard’, ‘Voor mijn nooit geboren zoon die Vincent heette, / zocht ik onder de boerenmeisjes een moeder’ En tenslotte:
Niet door hen werd mij het ogenblik van het oneindige
gegeven, maar door haar die mij je brieven schonk,
eraan toevoegend dat angst niet langer bestond
en liefde jouw kleuren had.
Zo kruiste je driemaal mijn leven samen met mensen
die niet bleven of toebehoorden aan het verbeelde. (p. 13)
Ze konden niet blijven, omdat ze toebehoorden aan het verbeelde.
Met dat samengaan van liefde en illusie, en het verlies dat daar onafwendbaar mee samenhangt, zitten we volop in het centrum van deze nieuwste bundel, De toekomstige dief. In twee reeksen van respectievelijk dertien en twaalf gedichten beschrijft Van Vliet achtereenvolgens de euforie van een grote, passionele liefde en de reactie na de breuk, die aangevoeld wordt als een verraad. ‘De toekomstige dief’, dat is de vrouw, in wie de ik al zijn dromen investeert, maar die hem dat alles zal ontroven door hem achter te laten.
Een van de meest opvallende motieven in de weergave van de liefdesrelatie is ook hier dat van de verbeelding, die een wereld schept waarin de wetten van alledag niet gelden: een reservaat, een cocon. Er valt wat dat betreft eindeloos te citeren:
- ‘Voor het eerst in zesenveertig jaar zie ik een straat zonder tekort’ (p. 24).
- De straat waarin haar kamer ‘staat op geen enkele kaart’ (p. 25).
- Of het gedicht ‘Water’, waarvan de drie strofen achtereenvolgens zo beginnen: ‘De natuur van het water ontkennend’, ‘Zonder oog voor de wetten der fysica’ en ‘Zonder oor voor het redelijk gebabbel’ (p. 27).
- En ook: ‘Zwaartekracht behoorde tot ons vroegere leven, / waarin wij vrede hadden met het bestaande’ (p. 28).
- En helemaal in de sfeer van de eerdere kinderfantasieën:
Ik kleurde, op gezag van de liefde, wat verwelkt
in de winkel lag tot een feestelijk maal. Sla herwon
zijn kracht, de appel liet zich moeilijk scheiden
van zijn tak, het rood van de bessen leek vers gelakt.
Om de illusie compleet te maken wordt die droom bovendien voorgesteld als een permanente toestand, zonder einde, die tijd en ruimte overspant, die de werkelijkheid niet alleen totaal herordent en begrijpelijk maakt, maar die zelfs bespot en uitdaagt wat zich niet zonder slag of stoot