een paar planken gevuld met boeken over Nederland en Vlaanderen etc. En in een speelse poging tot bekendheid wordt getracht om in Bologna ook wat straatnamen van beroemde Nederlanders en Belgen in te voeren, want ook dat is cultuur.
Een vanzelfsprekend uitgangspunt voor de oprichters is de combinatie Nederland-Vlaanderen: in de eerste plaats om cultuur-historische redenen; bovendien omdat de talencursussen de spil van de activiteiten vormen; ten slotte omdat het cultureel programma er breder door wordt en het financieel draagvlak groter. Nederlanders en Vlamingen blijken het steeds minder vreemd te vinden om elkaars land als cultureel achterland te ervaren, en de meeste Italianen hebben nooit anders geweten... Toch is het opmerkelijk - als men een inventarisatie maakt van de verenigingen en commerciële/culturele instellingen buitengaats - hoe schaars toch de instituten zijn die beide namen in hun vaandel voeren en hun programma daarop inrichten. Misschien is het een probleem van naamgeving of van beeldvorming: het is bijvoorbeeld moeilijk om afbeeldingen te vinden voor affiches die heel duidelijk betrekking hebben op zowel Nederland als Vlaanderen, als men afziet van het gebruik van - historische - landkaarten. De meeste stereotype beelden die men kan gebruiken, zijn immers eenzijdig Noord- of Zuid-Nederlands: men denke alleen al aan dijken, klompen, tulpen, molens, fietsen, kantklossen, Vlaamse leeuw... De Associazone culturale Italia-Olanda-Fiandre heeft op dit moment een kantklossend meisje in haar vignet, ontleend aan een schilderij van Vermeer: het fijne meisje prijkt op lidmaatschapspasjes, affiches en sluitzegels.
Het is vanzelfsprekend een voordeel dat men een dergelijk centrum in een Universiteitsstad opricht. Er zijn immers studenten die na hun studie graag iets met het Nederlands blijven doen. Er zijn docenten die de taal willen leren maar niet tussen hun eigen studenten kunnen zitten of alleen
's avonds tijd hebben. Er zijn studenten van andere studierichtingen die studiebeurzen winnen en zich in korte tijd het Nederlands moeten eigen maken, terwijl het universitaire aanbod slechts in academische jaren wordt berekend. Ten slotte kloppen er bij de Universiteit altijd tal van mensen aan - middelbare scholieren, ouderen, die niet weten waar ze deze zeldzame taal kunnen leren maar die eigenlijk helemaal niet geïnteresseerd zijn in een academische of een beetje taalkundige benadering. Al deze mensen komen tot hun recht in een buiten-universitaire cursus, die eerder complementair dan competitief werkt ten opzichte van het universitaire aanbod. Een veel voorkomend probleem van universitaire docenten Nederlands, n.l. dat men een zeer verscheiden publiek heeft omdat men nu eenmaal iets bijzonders doet, wordt hiermee bijna als vanzelf opgelost.
Hoe de jonge Associazione zich gaat ontwikkelen, is nog niet helemaal duidelijk. Men laveert tussen kleine praktische problemen en grote plannen voor de toekomst. De financiële problemen van de oprichting kunnen met de eerste golf van enthousiaste inschrijvingen en van steunleden wel worden opgevangen. Het is de bedoeling dat verder de huur van het pand en de kosten van het secretariaat vanuit de cursussen betaald kunnen worden. (Dus toch een beetje een commercieel uitgangspunt, hoewel de prijzen bewust onder het commerciële niveau worden gehouden om bij voorbaat iedere concurrentie van grote taleninstituten uit te sluiten). Het is niet buitengewoon ingewikkeld om jaarlijks een cultureel programma met zeven of acht grote activiteiten te organiseren, waar mogelijk met steun van Nederlandse en Belgische overheid, in samenwerking met plaatselijke instellingen en eventueel door sponsors gedragen. Nieuwe leden vindt men wel voor een actieve Associazione. Het is echter een kunst om leden en steunleden vast te houden, vooral omdat niet iedereen in Bologna woont. De Associazione zou zich bijvoorbeeld iets meer regionaal en nationaal kunnen gaan profileren door ook buiten Bologna eens tentoonstellingen, lezingen of concerten te organiseren (‘in één moeite door’, het kan ‘kosten-drukkend’ werken). Al op dit moment wordt gewerkt ook in Milaan en Verona comités te helpen oprichten om ook het extra-universitair onderwijs Nederlands te stimuleren met een mooie affiche voor heel Italië waarop verschillende contactadressen staan. Een ideaal is ten slotte een vier keer per jaar verschijnend Bollettino dat aan alle leden wordt toegezonden en dat, in het Italiaans, actualiteit, agenda, kroniek, recensies en kleine artikelen met betrekking tot het Nederlands in Italië bevat. Het eindresultaat zou zoiets kunnen zijn als de
Dante Alighieri in Nederland en België: stevig verankerd in de talencursussen met een gevarieerd aanbod van lezingen en andere culturele activiteiten afhankelijk van de creatieve personen ter plaatse. Een mooi visitekaartje voor de Nederlandse/Vlaamse cultuur.
Charles van Leeuwen, Bologna
Associazione Culturale Italia-OlandaFiandre, Via Caduti di Cefalonia, 5, 40125 Bologna, ITALIA. Tel. (39) 51-234246.
Het is vanzelfsprekend dat de Associazione graag samenwerkt en nieuwe actieve en steunende leden hartelijk verwelkomt. Lidmaatschap van 12 maanden voor 35.000 lire (studenten 25.000, gezinnen 60.000). Een briefkaartje is voldoende.