Alejandro Agresti, Nederlands hoop in bange dagen
‘De enige Nederlandse filmer van een artistiek internationaal niveau is een Argentijn,’ zo stond ooit in de Volkskrant te lezen. Bedoeld werd Alejandro Agresti, dichter, schrijver, cameraman, acteur en regisseur van inmiddels vijf min of meer Nederlandse speelfilms.
Zijn nieuwste film Modern Crimes opende in januari 1992 het 21ste Internationale Filmfestival Rotterdam (dit jaar voor het eerst onder leiding van de nieuwe directeur Emile Fallaux). Vlak daarvoor werd zijn televisiefilm Everybody wants to help Ernst uitgezonden. Beide films vormen samen met de nog op te nemen film Nothing but Friends een drieluik over Nederland, het gastland dat Alejandro Agresti in 1985 opnam en in staat stelde zijn debuutfilm te voltooien. Hij was net 22 jaar oud toen hij arriveerde in Rotterdam met enkele filmblikken onder zijn arm. In Argentinië had hij zich van clapper loader opgewerkt tot cameraman. Met uit een televisiestudio gestolen oud zwartwit materiaal en een geleende televisienieuws-camera wist hij in 1984 een overrompelende eigen film te maken. De middelen ontbraken hem zijn debuut te voltooien.
Voormalige festivaldirecteur Huub Bals zag in Argentinië enkele fragmenten en bood hem financiële bijstand. In Nederland werkte hij onder de hoede van Kees Kasander (de vaste producent van Peter Greenaway) zijn film af. El hombre que gano la razon (De man die naar zijn verstand zocht) baarde opzien op het Rotterdamse filmfestival van 1986. In een zowel in de vorm als in de inhoud soms over zichzelf heen struikelende stijl verhaalt het van de strijd die een jonge schrijver voert om zijn artistieke en politieke ideeën te kunnen inventariseren en omzetten in een roman. Wanneer de schrijver met een camera door Buenos Aires trekt om de door hem gefilmde impressies van het dagelijks leven te kunnen gebruiken als inspiratiebron, belandt hij in uiteenlopende situaties en ontmoet hij vogels van velerlei pluimage. In een fragmentarische mengelmoes van reële en irreële scènes, onderbroken door zeer ironische tussentitels, schieten de statements als pijlen door de film. Zoals: ‘Kunst, dat is het leven redden van kunstmatigheid’ en ‘Er wacht altijd iemand om je te doden, is het niet je lichaam dan wel je ziel.’ Het zijn observaties waarin de pijn en kwellingen van het door de militaire junta zwaar geteisterde Argentijnse volk luid doorklinken.
Het laatste dat Alejandro Agresti in Buenos Aires vernam voor hij naar Nederland vertrok, was een opmerking van de directeur van het Instituut voor Cinematografie: ‘Prima, ga jij maar naar Europa, veel geluk, wij hebben hier geen behoefte aan getikte artiesten, wij werken met professionals’.
De getikte artiest heeft tot op heden Nederland niet meer verlaten. Wel nam hij zijn twee volgende films in Argentinië op. Love is a fat Woman (1987) borduurt verder op de naweeën van de dictatuur in eenzelfde hectische vormgeving als Agresti's debuut. Hij ontving er de juryprijs van de Nederlandse Filmdagen voor. Een heel andere weg sloeg hij in met Secret Wedding (1988), de film die hem een Gouden Kalf voor de beste Nederlandse film opleverde en internationale erkenning. Het verhaal van een junta-slachtoffer die na jaren gevangenschap in zijn geboortedorp terugkeert om zijn verloofde te zoeken, is door Agresti schitterend in beeld gebracht in een lineair-narratieve stijl die zijn critici tot dan toe het zwijgen oplegde. ‘Ik besloot te laten zien dat ik ook gewoon een verhaal kan vertellen,’ was Agresti's uitleg. Maar door zijn keuze van camerastandpunten, de manier waarop hij zijn personages van een achtergrond voorzag en het vleugje Latijns-Amerikaanse magie werd in dit ‘gewone’ verhaal de anekdote wel tot iets van universele betekenis verheven.
De commotie rond de uitreiking van een Gouden Kalf aan deze film - die door sommigen niet geheel ten onrechte niet als een Nederlandse speelfilm werd beschouwd - stelde Alejandro Agresti teleur. Maar zijn betrokkenheid bij het Nederlandse filmbedrijf nam desalniettemin toe. In de minimal movie How to survive a broken heart van Paul Ruven speelde hij een glansrol als rondzwervende Rus. Voor Eric van Zuylens speelfilm Alissa in Concert verzorgde hij het camerawerk.
Luba (1990) was zijn volgende eigen speelfilm, opnieuw een kaleidoscopisch geheel van fantasievolle scènes en prikkelende statements, maar in zijn geheel niet zo geslaagd en gewaardeerd als zijn eerste films.
Met het drieluik Everyone wants to help Ernst, Modern Crimes en Nothing but Friends poogt Agresti zijn ervaringen als buitenlander in Nederlander te inventariseren. Een sociologisch portret, noemt hij het, over de gevoelens van onbehagen bij Nederlandse jongeren en de voortdurende strijd tussen passie en rede. De Nederlandse cultuur is in vergelijking met de Argentijnse of Italiaanse zeer introvert. Nederland heeft met Zweden een van de hoogste percentages zelfmoorden van Europa. De vrijheid hier blijkt een illusie te zijn.
In Everyone wants to help Ernst is de hoofdpersoon niet opgewassen tegen zijn omgeving. Na een geheugenverlies maakt hij opnieuw kennis met vrienden en familie die een kans zien hem om te vormen tot een in hun ogen ideale persoon. Hij doet een poging het iedereen naar de zin te maken maar blijft intuïtief trouw aan zijn idealen en raakt zo opnieuw in conflict met zijn omgeving, waarna hij tot een wanhoopsdaad komt.
Everyone wants to help Ernst, dat enigszins doet denken aan Abel van Alex van Warmerdam en door de maker als ‘neigend naar