August Willemsen (o1936).
De eerste afdeling is ook aan een dichter opgedragen, aan Max de Jong, die in 1951 op 34-jarige leeftijd is gestorven. Georgine Sanders en hij waren met elkaar bevriend en de herinnering aan deze dode is het onvoltooid verleden dat doordringt in het heden van haar dagelijks bestaan. Heel sterk heeft ze dit vormgegeven in het gedicht ‘In ruil’, waarin de lange, over de enjambementen doorlopende zinnen en de klankverbindingen een grote spanning oproepen, een spanning tussen de geliefde van toen en die van nu die zich oplost in de laatste twee regels:
Lig bij mij, sta en ga met mij,
verlos mij van dit onvoltooid
verleden, dat niet stierf als hij,
maar dwingend terugkeert. En toch nooit
heb ik, als nu, jou liefgehad,
weet van je denken en je doen
als jij van het mijne, houd omvat
ons leven samen. Wie had toen
verwacht dat wat eens tijdelijk scheen
zich vast zou hechten, steeds onvat
baar voor verzet of rede, alleen
nog dieper graven zou, zodat
hij nu nog in mij verder leeft
- onsterfelijk binnen mijn levensraam -
Laat dit dan zijn wat vrede geeft,
gedeeld, uit vriendschap, in zijn naam.
Alsof de vorm zich voegde naar het conflict waar het over gaat, is dit gedicht stroever dan andere in de bundel. In de meeste verzen zegt Georgine Sanders op een eenvoudige wijze, in een traditionele vorm wat ze aan ervaringen of emoties kwijt wil, zonder ironie, zonder literaire pretenties, en daarmee neemt ze de lezer al snel voor zich in. Dergelijke poëzie moet het bijvoorbeeld van beelden hebben die gevoelens kunnen symboliseren, zoals dat van de sneeuwklokjes die ze na jaren terugziet in ‘Utrecht revisited’. Dat gedicht is het eerste van de kleine cyclus ‘Reisverslag in zes delen’: over een bezoek aan Utrecht, de terugreis via Engeland waar kinderen en kleinkinderen wonen, de thuiskomst in Amerika.
Intensivering is bij zulke alledaagse ervaringen belangrijk, zoals dat gebeurt door het woordje ‘wijdt’ in de slotstrofe van het vijfde gedicht uit die reeks, ‘Intermezzo in Nottingham’:
Thuis wacht de moeder die een dochter was,
zij leert haar baby drinken en zij wijdt
haar glimlach aan ons toe bij het binnengaan.
Gebeurt dat niet, dan is het alsof de poëzie tussen de woorden wegvloeit, wat de tweede strofe van het slotgedicht van dit cyclus laat zien:
Daar is die dagelijkse zondvloed van papier
waarmee de wereld zich over het werk heen spreidt.
Nieuws en bedelbrieven met slechts hier
en daar een vriendenbrief. Er is geen tijd
Zo'n strofe is zwak, is een dode plek in de bundel; maar die zijn er gelukkig niet veel.
Achterin de bundel staan vijf gedichten in het Engels, die vertalingen zijn van vijf Nederlandse gedichten. Vergelijking is interessant. Het gedicht ‘Droom’ uit de afdeling over Max de Jong begint aldus:
Vannacht keerde hij weer - verhoorde wensdroom -
daar was dat klein gewin toen ik ontwaakte,
Hij heeft door het huis gelopen, zo gewoon,
dat ik niet op of om keek. -
In het Engels heeft deze strofe niet precies dezelfde inhoud (het begrip ‘wensdroom’ is verdwenen) maar is deze ervaring zoveel pregnanter en soepeler weergegeven dat men geneigd is aan de ‘vertaling’ de voorkeur te geven:
Last night he entered in my dream
and left his imprint on my day.
I did not even look at him,
he moved so unremarkably.