| |
| |
| |
Meubeldesign in Vlaanderen
Frans Defour
FRANS DEFOUR
werd geboren in 1927 te Hooglede. Studeerde binnenhuisarchitectuur aan het Sint-Lucasinstituut te Gent. Was meubelfabrikant en leraar aan de kunstacademie te Roeselare. Publiceerde o.a. ‘Zeven eeuwen meubelkunst in België. Vlaanderen en Wallonië’ en ‘Belgische meubelkunst in de XXe eeuw’.
Adres: Bruggestraat 104, B-8830 Hooglede
| |
Vormgeving in de greep van de machine
De term design dekt vandaag de dag heel wat ladingen. Het is een magisch woord, soms idealiserend, dan weer banaal, al naar het concept en de praktische realisatie van een idee of een voorwerp.
De industriële revolutie, die het 19de-eeuwse maatschappijbeeld grondig wijzigt, is de voedingsbodem voor de industriële vormgeving, de ‘industrial design’ geweest. De mechanisatie leidde tot een cultuur van imitatie waarbij de zin voor vorm en materiaal verloren ging. Vooral in Engeland worden de eerste bewuste stappen gezet naar een grotere aandacht voor de vormgeving en het materiaal. De ‘Arts and Crafts’-beweging propageert de terugkeer naar de ambachtelijke produktie tegen een prijs die ruime verspreiding mogelijk maakt. Het wordt een contradictie van de eigen doelstellingen. De idee wordt op het Europese vasteland aangegrepen: de Art Nouveau of Jugendstil komt tot volle ontplooiing.
Hoewel de artistieke grondgedachte van de Engelsen enigszins behouden blijft, streeft men er in Europa toch naar om de kunst tot de industrie te brengen. De neo-stijlen met hun overladen versieringen werden beschouwd als een artistieke verdorvenheid.
Onze landgenoot Henry van de Velde (1863-1957) was de eerste en de belangrijkste aanvoerder van deze internationale stroming. Ook G. Serrurier Bovy (1858-1910); Paul Hankar (1859-1901) en Victor Horta (1861-1947) waren leidinggevende persoonlijkheden. De eerste vereenvoudigde meubelen, overeenkomstig de machinale mogelijkheden van die tijd, waren van de hand van Henry van de Velde. Hij bezat een eenheidsvisie die als de hoogste uiting van kunst en cultuur kan worden beschouwd. Zijn vormentaal in het meubel loopt via de Art Nouveau naar het functionalisme. Ze kent een harmonische evolutie die van meet af aan geleid is door de bewustwording en de erkenning van de industrialisatie, een vasthouden aan de ‘enige idee’, niet aan het ‘enig stuk’. Hierover verklaarde hij in een van zijn bekende citaten (1894): ‘De kunst
| |
| |
moet over de machine zegevieren - de rol van de kunstenaar zal in de toekomst glorievol worden. De kunstenaar zal zijn ideeën aan duizenden stalen handen toevertrouwen, die op hun beurt zijn onstoffelijke en beschouwende geest
Herman Wittockx, model ‘Plank’, verlakte stoel.
zullen sublimeren’. Constructie, gerechtvaardigd materiaal, functie, eerlijkheid in het concept: het waren de grondbeginselen van het design in de orthodoxe betekenis van het woord.
| |
Meubelontwerper, een beroep op zich
Tot voor de laatste wereldoorlog behoorde het meubelontwerp in de meeste gevallen tot het terrein van de architect. Rond de eeuwwisseling domineerde zelfs het totaliteits- en eenheidsprincipe in de architectuur en de binnenhuisinrichting. Tijdens het Interbellum kwam daar geleidelijk verandering in, al waren architecten als Huib Hoste (1887-1957), G. Eysselinck (1907-1953) en L.H. De Coninck in die richting uiterst actief. Marcel Baugniet, Stan Jasinski en P. Wolfers behoorden tot de eersten die van meubelontwerper een beroep maakten.
Na de oorlog kreeg de specialisatie definitief gestalte, zij het dan vaak gekoppeld aan het beroep van binnenhuisarchitect, decorateur of stylist. De meubelindustrie werd een economische macht.
De eerste generatie van eigenlijke meubelontwerpers kon rekenen op officiële en
| |
| |
verenigings-initiatieven. Het eerste decennium na de oorlog opende perspectieven, en design, als functionele en vernieuwende beweging, werd zowaar een modetrend waarin ook het grote publiek geloofde. Design maakte opgang - het Bauhaus was latent blijven smeulen. Voor korte tijd werd design, in de oorspronkelijke, theoretische betekenis van het woord, een mentaliteit die moeiteloos haar weg vond bij de diverse bevolkingsgroepen. De oorlog had een vacuum geschapen: het naoorlogse meubel werd verwelkomd zoals de jonge ontwerpers het hadden uitgedacht. De omstandigheden werkten eraan mee, maar ook bepaalde instellingen en evenementen waren toonaangevend.
De oprichting van de vereniging ‘Nieuwe Vormen’ in 1950, het ‘Salon van het Kind’ in Brussel in 1952, en het eerste Nationale Salon van het moderne sociale meubel te Gent in 1955 toonden voor het eerst het moderne naoorlogse meubel. Namen als Willy Vander Meeren, L. Palm, A. Hendrickx, Jos De Mey, Frans Defour, Vanden Berghe-Pauvers, Jos Gevers en vooral Pieter De Bruyne kregen blijvende bekendheid. Het waren onze eerste ontwerpers die zich totaal concentreerden op het meubel en het profesioneel behandelden.
De St. Lucasscholen reikten de eerste diploma's van binnenhuisarchitect uit. Ze beperkten zich vooralsnog haast uitsluitend tot vormgeving. Vanuit die generatie ontstonden de zg. ‘school De Coene’ en de initiatieven van de grootwarenhuizen Inno en BM.
In die periode werkten de meubelwedstrijden van de GB, Galeries Anspach en het Belgisch Instituut voor Huisvesting enthousiasmerend. De opeenvolgende tentoonstellingen van Vlaams meubeldesign in het Gentse Museum voor Sierkunst werden mijlpalen; ze vormden het levenswerk van prof. A. Vande Walle.
In de brochure Design in België (Museum voor moderne kunst-Brussel, 1984) lezen we over deze periode: ‘Vanaf de jaren 50 manifesteert zich een wijziging in de positie van het design. Het belang van design als verkoopsargument wordt duidelijk. Er wordt op diverse gebieden gewerkt aan de bewustwording van de noodzaak van een design dat van bij de aanvang in het produktieproces is opgenomen. De Bauhaus-principes worden, jaren na de opheffing van het Bauhaus, eigenlijk nu pas stilaan gerealiseerd’.
| |
Design als kunst - Pieter De Bruyne
De grootste, zoniet de meest begaafde meubelontwerper in deze eeuw was, na Henry vande Velde, ongetwijfeld Pieter De Bruyne. Toen hij in 1956 deelnam aan de befaamde internationale meubelwedstrijd in Cantu (Italië) en daarbij goud won, was zijn naam gevestigd. Pieter De Bruyne was de voorloper van zijn tijdgenoten, een signaal voor de generatie in ontwikkeling, en bovendien een periode op zichzelf. Hij ontwikkelde een design dat van puriteins en orthodox evolueerde tot een symbool, een kunstobject en een kijkmeubel. Het bezat de kracht van de lyriek, het volume dat een verhaal prijsgeeft. De diepgang van zijn ontwerpen is zowel vatbaar voor filosofische als voor praktische interpretaties. De Bruyne kende geen navolging maar leeft voort in de opvattingen van een generatie die tot op vandaag aan het woord is. ‘Form follows function’, het principe van het Bauhaus en de latere school van Ulm, was voor P. De Bruyne een alibi.
Daniel Jacops, ontbijttafeltje in metaal en lakwerk.
| |
| |
In zijn latere periode kregen het decor, de kleur en de verbeelding de bovenhand, en daarmee liep hij jaren vooruit op wat komen zou.
| |
Hedendaags meubelontwerp
Het hedendaagse meubelontwerp kan moeilijk afgebakend worden door landsgrenzen. Invloeden liggen binnen handbereik via de media, tentoonstellingen en handel. In veel gevallen ziet men dan ook een zekere uniformiteit van denken. In Vlaanderen lopen evenwel een paar dunne rode draden door de hedendaagse vormgeving: globaal gezien is de onderbouw individualistisch en is een onderverdeling symptomatisch.
Hier denkt en werkt nog steeds een behoorlijk grote groep die aan blijft leunen bij een verstard functionalisme, niet steeds ten onrechte. Voor deze orthodoxe groep is het designmeubel geen individuele aangelegenheid; men tracht zich in de plaats te stellen van de gebruiker. De ontwerper beschouwt het als zijn taak om, binnen de mogelijkheden en de beperkingen van een bepaald produktie-apparaat, de ‘menselijke criteria’ te introduceren in het machinaal en massaal vervaardigde produkt. De louter formele aspecten, binnen de waardeschaal van de design-criteria, staan hoe dan ook op de achtergrond. De menselijke criteria, die
Ludo Verbeke, livingkast in metaal.
eeuwig zijn en alleen aangevuld worden naarmate de beschaving voortschrijdt, worden sinds een paar decennia aangevuld met bijkomende elementen. Volgens deze tweede groep van ontwerpers is objectieve vormgeving onvoldoende, omdat de mens ook (onbewust) geestelijk beïnvloed wil worden. De naakte vormen die er kwamen na de vormverzuivering van het Bauhaus staan los van elke emotie, scheppen een vervreemdende onpersoonlijkheid. De mens wenst de objectieve vormen te verheffen tot zijn niveau, in veel gevallen gekleurd door zijn eigen streekgebonden aard. De aanwezigheid van steeds toenemende internationale relaties is hier slechts een uitgangspunt, geen doel. Vlaams meubeldesign, hoe internationaal dat bij gelegenheid ook getint moge zijn, bezit eigen kenmerken, soms als soliditeit en soms zwaarheid. Met zijn bijkomend decorum, waarbij ook de fantasierijkheid gerekend kan worden, wordt het nu eens surrealistisch, dan weer barok. De erfenis - subjectief dan - van gotiek en Art Nouveau, liet verder ook sporen na, al zijn die niet onmiddellijk duidelijk. Vlaams meubelde- | |
| |
sign bezit een zeggingskracht met diepe wortels in de kunstgeschiedenis.
| |
Commercieel design en Vlaams meubelimago
Van zijn kant ziet de ontwerper het designmeubel meestal als een alleenstaand voorwerp, als een autonome verwezenlijking in het scheppingsproces van zijn werk. Hij beschouwt het niet als een element van een interieur maar als een individueel kunstwerk met een eigen esthetische waarde en wetmatigheid, als een object dat geboren werd uit een innerlijke behoefte en scheppingsdrang. Zijn meubel is het gevolg van een dialoog tussen zijn persoonlijke visie en reeds bestaande voorwerpen. Deze houding, die echter niet als algemeen beschouwd kan worden, heeft een tweeledig effect: de ontwerper dringt niet door tot de meubelindustrie die wél de belangrijkste bestemming is, en de meubelindustrie zelf stelt zich gereserveerd en zelfs achterdochtig op tegenover de ontwerper.
Een consensus is mogelijk, daarvan bestaan legio voorbeelden in Italië en in de Scandinavische landen. In Vlaanderen is een wederzijdse samenwerking nog steeds onbestaande, behalve dan in de zitmeubelsector, die met geslaagde modellen naar een brede verspreiding toegaat. Weliswaar werden door sommige andere bedrijven pogingen gedaan om de link te leggen met de ontwerperswereld, maar tot intensieve samenwerking is het niet gekomen. De standpunten van beide partijen liggen ver uiteen: de ene is uitsluitend esthetisch, de andere economisch gemotiveerd. Waar andere landen - van officiële zijde gestimuleerd maar niet noodzakelijk gesubsidieerd - een eigen meubelimago wisten op te bouwen, zelfs Frankrijk, daar heeft ons land met zijn gebrekkige cultuurpolitiek nogmaals gefaald. Onze, hoofdzakelijk in Vlaanderen gesitueerde meubelindustrie bloeit weliswaar als geen andere, maar liet de kansen onbenut die drie decennia geleden voor het grijpen lagen. Het industriële produkt dat ondanks alles ‘design’ wordt genoemd, is en blijft een bastion van conformisme. Veel goed talent schikte zich naar de eisen van de bedrijven: de meubelontwerper volgt de wetten van de opdrachtgever. Gelukkig zijn er representatieve uitzonderingen: de firmas Durlet, Jori, Belgo Chrom, Van
Henry van de Velde, stoel in essehout uit 1896.
Praet e.a. zij functioneren uitsluitend op ontwerpen van designers - omgekeerd verwerven deze stylisten een faam die ook hun eigen activiteit gunstig beïnvloedt.
| |
Meubelontwerpers en binnenhuisinrichting
Hoewel de tekentafels in de meubelindustrie tegenwoordig matig bezet zijn of weinig plaats bieden aan onze ‘ideeënmakers’ blijken laatstgenoemden wel degelijk aanwezig te zijn en hun activiteiten tot over de grenzen te ontplooien. Meubelen zijn meer dan losstaande gebruiksvoorwerpen - ze horen in een ruimte en vormen daarmee een geheel.
Onze meubelontwerpers zijn ook interieurinrichters en maken zich in dat opzicht waar, uit roeping of als alternatief. Klanten zijn er wel, maar die houden zich bescheiden op de
| |
| |
Pieter de Bruyne, retrospectieve 1976.
achtergrond. Vele huizen in onze provincies zijn verborgen kunstkamers waarin meubelen harmoniëren met kunstwerken, waar decoratie een meerwaarde geeft aan de afzonderlijke stukken, waar bovendien geleefd kan worden. Typisch, maar ook betreurenswaardig, is het feit dat in dit geval het Italiaanse design zeer bevoorrecht is. Aan onze eigen ontwerpers ontbreken de middelen, de media en het begrip van gezaghebbende en leidinggevende instanties, om hun kunde zichtbaar en kenbaar te maken. Sporadische tentoonstellingen als Interieur Kortrijk, Trade Markt Brussel, of een paar exposities in kunstgalerijen zijn te kort van duur en zetten geen zoden aan de dijk.
| |
Enkele Vlaamse meubelontwerpers
Een betrekkelijk groot aantal Vlaamse meubelontwerpers werkt in de anonimiteit omdat ze
| |
| |
zich manifesteren in een breder segment van het beroep. Hun aantal loopt in de honderden. Slechts een kleine groep heeft als meubelontwerper naam gemaakt en erkenning gevonden. Men kan ze idealisten noemen die zich, dwars door de industriële onderbouw van de sector heen handhaven. Enkelen profileren zich duidelijk en presteren ver boven de middelmaat. Ze zijn meestal jong, beneden de 40, en laten zich drijven door het geloof baanbrekend werk te verrichten, wat dan ook het geval is.
Enkele grote namen zijn vermeldenswaard om het karakter van hun creaties, om hun individueel optreden in de kunstwereld en om hun uitstraling, zowel in het onderwijs als in de privé-sector.
| |
Frans Van Praet
Van Praet is ongetwijfeld een der topfiguren onder de hedendaagse Vlaamse ontwerpers. Zijn meubelen overstijgen het louter functionele en worden een stukje poëzie. Ze zijn de herschepping van de relatie ‘meubel - kunst’. Frans Van Praet voelt bewust aan wat de ‘Gulden Snede’ is en herontdekt de schoonheidsnorm via de eivorm. In de major en de minor, die de twee cirkels in de eivorm bepalen, plant hij de functie, het meubel als gebruiksvoorwerp, en kleedt het aan. De fascinerende eenvoud in de strenge geometrie, het canon, is geen belemmering voor een subtiele opbouw. De honderden functies die meubelen vervullen, krijgen telkens weer een andere, eigen identiteit, maar telkens blijft de kunstenaar er herkenbaar in.
| |
André Verroken
Slechts weinigen hebben zoals André Verroken, in de loop van een bewogen en meestal moeilijk beroepsleven een evenwicht weten te bewaren tussen de uitersten die de confrontatie in het scheppingsproces uitmaken: de idee en de consument. De harmonie in zijn creatieve houding bracht hem slechts weinig roem, maar werd een condensator die alle verwachtingen nog rechtvaardigt. Verroken, die aanvankelijk voor de meubelindustrie werkte, kent de grenzen van het materiaal én de aspiraties van een
Jos Vanderperren, meubel in palissanderhout.
publiek dat zich door wansmaak laat misleiden. Verroken geresumeerd: ontwerper en meubel - de geest die principes overdraagt aan dode materie - of het meubel dat zijn spiegelbeeld werd.
| |
Marc Supply
Marc Supply typeert zijn werk als volgt: echt innoverend werk moet altijd bepaalde emoties uitdrukken. Creëren, zelfs indien bedoeld voor de industrie, gebeurt niet alleen met het verstand, maar evenzeer vanuit het gevoel. Het resultaat van die arbeid kan een dialoog teweegbrengen tussen het object en zijn gebruiker. Net zoals het niet eenvoudig is een rechte uit
| |
| |
André Verroken, pronkmeubel in essehout.
een organische lijn te laten groeien, is het geen gemakkelijke opdracht om rede en emotie met elkaar te verzoenen.
| |
Herman Wittockx
Herman Wittockx ziet de vormgeving in verschillende richtingen: nu eens decoratief, dan weer nuchter functioneel. Hij herschept de gebruiksmatigheid in oorspronkelijke plastische volumes. Hij is een der zeldzamen die de meubels zelf realiseren. Zijn ontwerpen zijn uiteraard gebaseerd op een reëel artisanaal idee. Wittockx, voorkeur gaat meestal uit naar strakke lijnen, gedurfde kleurencombinaties en verrassende gadgets. Hij waagt zich soms ver in de opzet, tot aan de grens van de frivoliteit. Zijn uiterste precisie in de afwerking, alias zijn vakmanschap, vormt een aanvullende dimensie en een toegevoegde waarde.
| |
Raf Bogaerts
Voor Raf Bogaerts is een meubel de uitdrukking van een idee. Deze krijgt gestalte zowel in de vorm als in de keuze van de materialen. De idee is de functie, maar ook het volume, dat eigenlijk in vele van zijn ontwerpen een transparent lineair spel is dat het doel even doet vergeten en overkomt als een kunstobject, een stuk om meditatief te bekijken.
| |
Daniel Jacops
Meubelontwerpers laten zich moeilijk d.m.v. vergelijkingen evalueren. Dit gaat zeker op voor het werk van Jacops, dat op een eenzame hoogte staat. Zijn meubelkunst bevat alle ingrediënten die een vorm tot meubel verheffen en vervolgens het functionalisme tot een esthetisch gebeuren maken. Jacops weet elke bijkomstigheid uit zijn werk te bannen en herleidt het noodzakelijke detail tot een minimale verschijning.
| |
Gerard Kuypers
Gerard Kuypers is de ontwerper van ‘het enig stuk’, dat een eigen accent dient te geven aan het interieur. In korte tijd ontwikkelde hij een zeer persoonlijke stijl, met een origineel, sober en eerlijk karakter. Aanvankelijk werkte hij uitsluitend met harde materialen als staal, glas,
| |
| |
marmer, graniet, blauwe hardsteen. Recent gebruikt hij ook de traditionele meubelmaterialen. Hij mijdt elk decoratief detail en werkt meestal streng symmetrisch. De functie wordt tot haar essentie teruggebracht - door zijn eenvoud krijgt het meubel zijn kracht. Als autodidact voelt Kuypers zich van buitenaf niet beïnvloed.
| |
Ludo Verbeke
Ludo Verbeke is een meubelfilosoof die zijn wereld, de wereld, met verwondering en kritisch gevoel bekijkt. In zijn geest doet zich een constant conflict voor tussen de nuchtere estheet die hij is, en de agressieve omgeving die hem voortdurend tergt. Daarin plaatst hij het meubel, dat evenwel geen uitgangspunt is maar een afreageren van een opgehoopt, breed talent op de lelijkheid rondom hem. Ludo Verbeke is geen ontwerper aan de lopende band. Zijn meubelen groeien vrij langzaam en krijgen pas hun definitieve vorm wanneer alle vooroordelen, zelfs twijfels, weggeredeneerd zijn, wanneer er rust is op het scheppingsveld van de geest. Hij is een der zeldzamen die de industrie naar zich toe konden halen en werd het boegbeeld van metalen huismeubelen.
| |
Ark van Neo
Ark van Neo is een groep van drie meubelontwerpers: Bart Lauwers, Walter Lorent en Daniel van de Poel. Ze werken uiteraard in teamverband, wat het streven naar volmaaktheid en originaliteit in het concept gunstig bevordert. Ze laten zich niet afleiden door enige fantasie noch gezocht vormenspel, en passen intuïtief en streng methodisch de regels van het Bauhaus toe. Het trio ontwerpt gebruiksklare meubelen, aangepast aan de wens en de behoefte van de opdrachtgever, en levert verrassend originele oplossingen. Vooral met harde materialen, metaal en glas, komen ze tot een strak, maar evenwichtig en rustig opgebouwde lineaire constructie.
| |
Jos Vanderperren
Jos Vanderperren is een veelzijdig architect, die zich ook volmaakt uitleeft op het gebied van het binnenhuis. Als architect is voor hem het meubel een ideale tussenschakel. Enerzijds verwijst het naar de architectuur van grote gehelen, anderzijds hoeft het zich niet te laten beperken door de meer dwingende functionele eisen van het gebouw. Volgens Vanderperren is de drang naar het geestelijke niet eigen aan de meubelkunst. Toch is men in de wereld van het meubel op zoek naar een meer geestelijke dimensie. Om daartoe te komen moet allereerst de functionele betekenis van het meubel doorbroken worden.
|
|