ties. Van Vlijmen zag zich telkens weer gedwongen zijn ambitieuze plannen bij te stellen doordat hij voortdurend werd geconfronteerd met bezuinigingen omdat, volgens minister Brinkman van cultuur, de Nederlandse samenleving ‘niet bereid is de financiële gevolgen van die artistieke ambities ten volle te dragen.’ Van Vlijmen wilde zonodig het aantal opvoeringen drastisch beperken, om geen artistieke consessies te hoeven doen, maar dat wilde minister Brinkman niet.
Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Nikolaus Harnoncourt, Luciano Berio, Mauricio Kagel en Pierre Boulez waren slechts enkelen van de ondertekenaars van een brief aan Brinkman, waarin zij vroegen het ontslag van Van Vlijmen te voorkomen. De Brusselse opera-intendant Gerard Mortier was ontzet over Van Vlijmens vertrek: ‘Hij behoort tot de weinige intendanten die niets te maken willen hebben met de grote sterren en die zoeken naar goede samenwerking tussen regisseurs en dirigenten die hun beleid niet laten beïnvloeden door platenmaatschappijen’. De protesten mochten niet baten. Jan van Vlijmen werd ontslagen en opgevolgd door Pierre Audi - die wel toestemming kreeg om minder voorstellingen te produceren.
Voor het eerst had Van Vlijmen weer tijd om in alle rust te componeren. Hij schreef, hoe kan het ook anders, een opera, over de laatste levensjaren van Vincent van Gogh. Nog voor de première in november 1990 diende zich echter alweer een nieuwe bestuursfunctie aan. Van Vlijmen was kandidaat voor de opvolging van Gerard Mortier als intendant van de Belgische Nationale Opera, maar men koos de Belgische organist en klavecinist Bernard Foccroule. Enkele maanden later werd Van Vlijmen benoemd tot directeur van het Holland Festival, dat jaarlijks in de maand juni in Amsterdam wordt georganiseerd.
In de porseleinen muziekwereld stuitte Van Vlijmens olifant-achtige optreden direct op veel verzet. Van Vlijmen wil, schijnbaar als een soort genoegdoening, vooral opera's programmeren in het Holland Festival, ten koste van toneel-, muziek- en balletvoorstellingen. Er is in Amsterdam volgens hem genoeg te beleven, behalve op het gebied van de opera. Van Vlijmen wil een Holland Festival ‘dat zich onderscheidt door programmering en kwaliteit en dat tot stand komt met enthousiasme en bevlogenheid. Experimenteel ben ik niet’.
Die laatste opmerking is ook van toepassing op de componist Jan van Vlijmen. Slechts één keer riep een werk van hem zoveel weerstand op, dat er tumult in de zaal ontstond. Dat gebeurde in november 1968 tijdens de première van Interpolations voor orkest en elektronica (die voornamelijk tot doel had via contactmicrofoons de klank van instrumenten te vervormen) in de Doelen in Rotterdam. Een groot aantal mensen verliet demonstratief de zaal, of probeerde met applaus het Rotterdamse Philharmonisch Orkest, geleid door Edo de Waart en de componist samen, tot zwijgen te brengen. Een vrouw riep Van Vlijmen op het podium ter verantwoording, maar de componist was te druk met dirigeren.
Interpolations neemt echter in het oeuvre van Van Vlijmen een uitzonderlijke plaats in. Meestal is de componist niet zo avantgardistisch. Van Vlijmen behoorde weliswaar tot de groep jonge ‘Notenkrakers’ die aan