De Vlaamse Raad en het Nederlands in de wereld
Op 11 en 12 oktober 1991 organiseerde de Vlaamse Raad (het Vlaamse parlement) op initiatief van zijn voorzitter Louis van Velthoven een internationaal colloquium met als titel ‘Nederlands in de wereld’. Deze bijeenkomst was niet louter een knipoogje naar het gelijksoortig initiatief, dat al jaren geleden werd genomen door de Franstalige landen in en buiten Europa. De Vlaamse Raad wilde vooral twee verjaardagen vieren: zijn eigen tienjarig bestaan en twintig jaar Vlaamse culturele autonomie in België. De deelnemende delegaties waren afkomstig uit Nederland, Vlaanderen, Frankrijk (Frans Vlaanderen), Aruba, de Nederlandse Antillen, Suriname, Namibië, Zuid-Afrika en Indonesië. De belangrijkste doelstelling was nagaan of een hechte culturele samenwerking in de toekomst mogelijk was. Op de eerste dag werd in het Belgische parlementsgebouw een werkvergadering belegd tussen de deelnemende delegaties en politici en deskundigen uit Nederland en Vlaanderen. Op de tweede dag vond in het Egmontpaleis een plenaire zitting plaats met diverse lezingen en forumdiscussies.
Een eerste voorwaarde voor samenwerking is zeker een degelijke kennis van de toestand van het Nederlands (of het Afrikaans) in de deelnemende landen. Wat dat betreft, heeft het colloquium zijn nut bewezen. Aan Frankrijk en alle niet-Europese delegaties werd gevraagd een gedetailleerd rapport op te stellen over de situatie in het eigen land. Zo ontstond als het ware een overzichtelijke syllabus m.b.t. het Nederlands in de wereld anno 1991. Voor Nederland en Vlaanderen vormen deze teksten een nuttig instrument, waaruit meteen blijkt, dat de toestand in de verschillende staten en continenten allesbehalve identiek is. Het voeren van een algemeen beleid zal dus moeilijk zijn. Per land is een aangepaste benadering nodig. Als voorbeeld kunnen we twee tegenpolen bekijken: Namibië en Aruba. In Namibië is het Afrikaans de taal van de grote meerderheid van de bevolking. Toen het land in 1990 onafhankelijk werd, koos men echter voor het Engels als officiële taal. Het Afrikaans zal zeker niet zomaar verdwijnen. Er kan worden geijverd voor zijn erkenning als officiële taal naast het Engels. In Aruba is het Nederlands als voertaal vrijwel volledig verdrongen, niet alleen door het papiamentu maar ook door het Engels en het Spaans. Toch is het Nederlands er nog steeds de enige officiële taal. Voor de afvaardiging van Aruba is deze situatie niet langer houdbaar. Daarom bepleitte ze onder meer het invoeren van tweetalig onderwijs (Nederlands-Papiamentu) en het aanvaarden van het Papiamentu als officiële taal.
Voor de meer concrete beleidsopties moest men wachten tot de plenaire vergadering. De Nederlandse onderwijsminister Ritzen hield als voorzitter van het Ministercomité van de Taalunie een redevoering. Mede uit naam van zijn Vlaamse collega Coens deelde hij mee gewonnen te zijn voor associatieverdragen van de Nederlandse Taalunie met Aruba, de Nederlandse Antillen en Zuid-Afrika. Daarmee werd voor Zuid-Afrika een oud taboe doorbroken, waardoor meer formele samenwerking mogelijk lijkt. Ritzen zei tevens, dat hij zich met zijn collega wilde inspannen voor een betere ‘universitaire status’ van het Ne-