Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij
In het land ‘wo die Zitronen blühen’ zijn de lage landen ‘wo die Flüsse enden’ niet bijster goed bekend en hun kunstuitingen nog minder. Omgekeerd staan de zaken er iets gunstiger voor, maar dan ook weer niet zo gunstig dat er niet een speciaal blad nodig is om de relatieve bekendheid te vergroten. Want Harald Hendrix - in een ‘moment van reflectie aan het begin van de vijfde jaargang van Incontri’ - schrijft terecht dat ‘het bestaan van dergelijke bladen (nl. op één land gerichte tijdschriften) juist getuigt van een eerder geringe belangstelling voor het betreffende land.
Aangezien de algemene pers blijkbaar onvoldoende aandacht besteedt aan dit specifieke onderwerp, is het nodig een apart medium hiervoor te creëren’. (In Incontri - Rivista di Studi Italo-Nederlandesi, 1990/1, APA-Holland University Press - ISSN 0169-3379). Een geluk bij een ongeluk: het tweetalige Incontri bevat veel en interessante informatie, in een telkens terugkerende indeling (bijdragen, recensies, signalementen en mededelingen).
Ik geef een willekeurige selectie uit de vijfde jaargang, omdat alle titels vermelden een onbegonnen zaak is. Zo is er een bijdrage van Els Naaijkens over ‘De Italiaanse kennismaking met het werk van Johan Huizinga’; een recensie over ‘De wereld van Helene Nolthenius’ (Dick Molenwijk, n.a.v. Terugstrevend naar ginds, een ‘Liber Amicorum ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van deze romancière, musicologe en historica’); een signalement over ‘Anne Frank en Etty Hillesum in Italië’ (Charles van Leeuwen), ‘Noordelijke invloeden op Italiaanse kunst’ (Edward Grasman) en ‘Rubens en Rembrandt in Italië’ (Arjan de Koomen).
Verbazingwekkend is in aflevering 1990/4 de lijst van ‘Vertalingen uit het Italiaans - 1990’ (Harald Hendrix en Marina Warners). In dat ene jaar zijn zomaar eventjes 107 nieuwe uitgaven en 22 herdrukken in Nederland en Vlaanderen op de markt gekomen. Weliswaar zijn 32 nieuwe titels ‘populariserende kunsthistorische werken’, maar de 75 andere zijn ‘bijna uitsluitend literair van aard’. Vergelijk eens met de lijsten van in het Italiaans vertaald Nederlandstalig werk die in Ons Erfdeel verschijnen: het is de onbekende Keibeek naast de machtige Po.
Er is ook een supplement bij de vijfde jaargang: Per una storiografia letteraria europea (eindredactie Charles van Leeuwen - ISBN 90-302-1452-X), dat de vier lezingen bevat - in het Italiaans, met uitermate beknopte samenvattingen in het Nederlands - van het colloquium ‘Bologna-Nationes: Belgio e Olanda’ van 16-18 maart 1989:
- Literatuuronderwijs in Europees perspectief, Pieter de Meijer
- Italiaanse sporen in de Nederlandse letterkunde, Jan-Hendrik Meter
- Drie Nederlandse zeventiendeeeuwse dichters in Rome, Riet Schenkeveld-van der Dussen
- Italiaanse literatuur en Nederlandse Romantiek, Martien de Jong.
Toevallig ook in een geel jasje en even interessant als Incontri is nachbarsprache niederländisch dat wordt uitgegeven in Münster (ISSN 0936-5761 - twee afleveringen per jaar). Ook hier vraag ik clementie omdat ik niet alle bijdragen kan vermelden.
Twee Duitsers schrijven over de anti-Duitse ingesteldheid van Nederland: een wat vergramde Richard Dill (2/89) en de rustiger ontledende Peter Groenewold (2/90). De eerstgenoemde steunt op persoonlijke ervaringen en anekdotes, Groenewold biedt een imagologisch onderzoek aan van hedendaagse Nederlandse literatuur. Het is heilzame lectuur voor wie, als ik, opgescheept zit met stereotypen over de oosterburen. In aflevering 2/89 wijs ik ook graag op de bijdrage van Laurette Artois, ‘Koloniale literatuur en Landeskunde’. In aflevering 2/90 zijn gedichten en tekeningen van Lucebert opgenomen, samen met een vertaling van Rosemarie Still.