het Festival van Vlaanderen in Antwerpen geopend. Het was meteen een hoogtepunt in de festivalreeks. De meesten kennen de naam van F. Cavalli uit de handboeken voor muziekgeschiedenis. Daar staat hij zeer summier vermeld als vertegenwoordiger van de Venetiaanse opera in de barok. Van zijn religieuze werken is meestal geen spoor te bekennen. Ongelooflijk dat men die kerkmuziek tot nog toe stilzwijgend is voorbijgegaan. De voorstelling van de Mariavespers in de Carolus-Borromeuskerk - wellicht voor de eerste maal in Vlaanderen - was een revelatie! De partituur is een juweeltje van vroeg-barokmuziek. Het werk van Cavalli is even rijk en afwisselend als de gelijknamige partituur van C. Monteverdi. Elk van de vijf psalmen heeft zijn eigen vocale en instrumentale bezetting, van drie- tot twaalfstemmigheid. Met een onstelpbare inspiratie en dikwijls gedurfde schrijfwijze verklankt Cavalli de rijke inhoud van de psalmverzen: nu eens halsbrekend virtuoos, dan weer gedetailleerd madrigalistisch, altijd even verrassend en beeldend. Het Hilliard Ensemble en het Concertino Palatino zorgden voor een schitterende uitvoering: onberispelijk zuiver, ongemeen levendig en feestelijk sacraal. Muziek en interpretatie van het hoogste niveau; een onvergetelijk Festivalconcert!
Gelukkig had men de eigen Vlaamse componisten niet vergeten. Precies 400 jaar geleden overleed Jacobus de Kerle. Die Vlaamse polyfonist, te Ieper geboren in 1531 of 1532, speelde een vooraanstaande rol op het gebied van de kerkmuziek ten tijde van het Concilie van Trente. Hij componeerde de Preces speciales pro salubri generalis concilii successu (Bijzondere gebeden voor de gunstige afloop van het heilbrengende heilige concilie). Die gezangen werden in 1562 herhaaldelijk uitgevoerd tijdens de zittingen van het concilie. Ze moeten op de concilievaders een positieve indruk hebben nagelaten en zouden hen ervan overtuigd hebben dat ook de meerstemmige muziek liturgisch en esthetisch een verantwoorde bijdrage kan leveren in het cultusgebeuren. Het werd de hoogste tijd dat deze waardevolle muziek eindelijk uit het vergeetboek werd opgediept en ook in Vlaanderen eens voorgesteld. Dat gebeurde op een keurige manier door het Antwerps Bachkoor en Thesaurus Musicus.
Marinus de jong, die 100 jaar geleden geboren werd, kreeg van de BRTN en het Kon. Vlaams Muziekconservatorium een bescheiden, bijzonder prijzenswaardig herdenkingsconcert in de Singel. Eigenlijk had deze Vlaamse muziekprominent meer verdiend dan de uitvoering van slechts twee partituren. Jozef de Beenhouwer was de solist in het
Pianoconcerto nr. 1. Een jeugdwerk dat borrelt van ideeën en vondsten. Al doet het wel af en toe denken aan de pianostijl van S. Rachmaninoff, toch boeit het werk door zijn jeugdige elan en kleurrijke orkestrale afwisseling. O.l.v. Sylveer van den Broeck verklankte het BRT-Filharmonisch Orkest ook het symfonisch gedicht
Hiawadha. In 1947 voltooide de componist het oratorium
Hiawadha's Lied, één van zijn geniaalste partituren. Voor dat werk liet hij zich inspireren door het Indiaanse epos van H.W. Longfellow in een herdichting van G. Gezelle. Twee jaar voordien had hij een symfonische synthese gemaakt van het eerste deel uit het oratorium. Dat orkestraal fresco is knap gestructureerd met precies getekende thema's. De diverse stemmingen en gevoelens worden er in een weelderig koloriet en een plastische klankentaal weergegeven. Of het nu gaat om een etherische sfeerschepping wanneer de god uit de hemel neerdaalt, om het oorlogsgeweld van de krijgers, om het intieme wiegelied waarmee Hiawadha in slaap wordt gewiegd of om het bruisende bruiloftsfeest, in elk van die taferelen toont Marinus de jong zich een meester in de thematische verwerking, orkestrale virtuositeit en beeldende expressiekracht. Een partituur
J. van Nuffel (1883-1953).
die gerust de vergelijking kan doorstaan met gelijksoortige, bekende bladzijden uit het internationale repertoire.
Vijfendertig jaar na de eerste uitvoering werd het Te-Deum opus 62 van Jules Van Nuffel opnieuw verklankt in de St.-Romboutskathedraal te Mechelen. In het kader van het Festival van Vlaanderen dirigeerde Johan Van Bouwelen een drietal koren, ‘The Art of Brass’ en de organist Peter Pieters in een volledig Van Nuffelconcert. Een schitterende en indrukwekkende uitvoering! Naast het Te-Deum stonden nog zes psalmen op het programma. Al die bladzijden behoren tot het beste en origineelste van wat er tussen de twee wereldoorlogen aan kerkmuziek in Vlaanderen werd geschreven. Al was Van Nuffel een grote promotor van de muziek van de Monte, zijn stijl wordt niet op de eerste plaats gekenmerkt door een polyfone schrijfwijze. Zijn kwaliteiten en de kracht van zijn muziek schuilen veeleer in een declamatorische zanglijn, die dikwijls in sequensstructuur evolueert, en in een plastische akkoordenbouw. De tekstinhoud wordt zeer expressief, soms schilderend en vooral verkondigend verklankt. De muziek van Van Nuffel is doorgloeid van een diepe religieuze beleving en geheel en al afgestemd op de grootse kathedraalruimte.
Behalve W.A. Mozart waren er in 1991 inderdaad nog andere vooraanstaande componisten te vieren.
Hugo Heughebaert