Grote schoonmaak
Vlaanderen telt een relatief groot aantal schrijvende leraren. Geen wonder dat de ‘onderwijsroman’ redelijk vertegenwoordigd is in de literaire produktie. Schoolse toestanden, met bloedeloze leraren en nukkige directeuren inspireren auteurs tot zure oprispingen of zelfs woedende uitvallen (zoals die van Greta Seghers in Hoe moordend is mijn school, 1990), of lenen zich uitstekend tot karikaturisering, zoals in de jongste roman van Gaston van Camp, Het slappe geslacht.
Als hoofdpersoon koos Van Camp een verwerpelijk figuur. Samuel Seynaevel (nomen sit omen) is leraar op een school in de provincie en liefhebbert wat in een kunstkring. Op een dag duikt een oude liefde weer op met voor hem vage bedoelingen. Ze blijkt vrienden in hogere kringen te hebben en zorgt ervoor dat Seynaevel ondanks zichzelf directeur van de school wordt. In feite bedient ze zich van hem als een marionet. Seynaevel zelf is namelijk op velerlei gebied impotent: als minnaar, als schrijver (zijn grote werk over Rik Wouters komt maar niet tot stand), als directeur en als mens. Telkens als de problemen op school hem teveel worden, verschanst hij zich een tijdje in het doksaal van de kerk (de school was eerder een jezuïetenklooster), en 's avonds wil hij wel eens vertroosting zoeken in een gereputeerd café, waar de moederlijke waardin hem kinderlijke geborgenheid schenkt. Een andere regressie ondergaat Seynaevel als hij herinnerd wordt aan een incident uit zijn jeugd, waarbij hij uit schroom terugschrok voor zijn inwijding in de ‘mannelijkheid’. Ten slotte verknoeit hij uit pure onmacht de viering van het zilveren jubileum van de school en mislukt zelfs zijn eerste poging om zich van kant te maken.
Tegenover hem (maar volledig los van hem) evolueert de jonge lerares Sientje Spiegelaer. Zij heeft literaire ambities en na haar eerste successen groeit ze steil weg van de school en haar beroep. Enkele opmerkingen van de directie over de erotische inslag van haar werk brengen haar natuurlijk niet tot andere gedachten. Gaston van Camp maakt van de gelegenheid gebruik om het Vlaamse uitgeverswezen over de hekel te halen en ook de recensenten, waterdragers van de uitgevers, krijgen een veeg uit de pan. Deze opmerkingen horen thuis in een reeks van satirische taferelen van Vlaams cultureel provincialisme en gillers over bespottelijke Vlaamse pseudo-cultuur. Seynaevel en Spiegelaer (de naam, ik zei het al) zijn elkaars tegenpolen, maar ook afsplitsingen van één persoonlijkheid: hij de onmachtige, amorfe zielepoot, zij de hupse, vrijgevochten hinde, die zichzelf behelpt in alle omstandigheden. De vrouwen in het algemeen komen trouwens als morele overwinnaars uit dit boek te voorschijn. Ondanks onvolkomenheden blijken zij volwaardiger, zelfbewuster en ondernemender mensen dan de suffige mannen die Van Camp ten tonele voert. De titel ‘het slappe geslacht’ slaat niet alleen op Seynaevels impotentie, maar ook op de nadrukkelijk in het boek verwerkte notie van mannen als breedsprakige, emotionele sukkelaars.
De korte hoofdstukken worden