Ondergronds bovengronds
Ondergronds bovengronds, het nieuwe boek van Ivo Michiels, vormt de kern van zijn tiendelige Journal brut. Na het begin, de geboorte, de vrouw, de creativiteit, de vader, de zoon, de relaties, het land, de oorsprong en de oermaterie is in boek vijf het thema van de weg aan de beurt.
De structuur van het boek beantwoordt aan de plaats van Ondergronds bovengronds in de tiendelige cyclus Journal brut: in twee maal vier hoofdstukken beschrijft Michiels twee keer - één keer voorwaarts en één keer achterwaarts - het tiendelige (1 + 2 + 3 + 4 = 10) traject van zijn Journal, dat zal eindigen met Het einde open, het boek dat zijn oeuvre waarschijnlijk definitief ‘tot bestaan niet tot staan’ moet brengen.
Boek vijf werd oorspronkelijk aangekondigd als: ‘Itinerarium of de weg een mysterie’. Michiels koos echter uiteindelijk niet voor de titel die zijn eerste voorkeur had; ook niet voor ‘Mag ik spreken?’, of ‘Het verend onvermogen’, maar voor Ondergronds bovengronds. En terecht! Het is werkelijk een titel die duidelijk maakt dat het gaat om de weg die door de polen bepaald wordt: ‘(niet) de afgelegde, (niet) de nog af te leggen, (niet) de uitgestippelde, (niet) de gedroomde (niet) de gezegende (niet) de vervloekte, (niet) de bevrijdende (niet) de bindende, (niet) die hoger op (niet) die lager af, (niet) die over zee of land, over ijs, met andere woorden (niet) de bekende (niet) de onbekende’ wegen. Michiels schrijft in Ondergronds bovengronds over het (eenzame) verkennen, het leggen van sporen, het herhalen en het verbeteren, het schrijven en het lezen, het spreken en het luisteren, het corpus en de tekst, de taal en de woorden, de stad en de stem, de dood en het leven, het aardse en het goddelijke, het ‘gaandeweg’ ontdekken dat in het woord, de stem, zoals in al zijn boeken begin en einde samenkomen.
Ondergronds bovengronds is de deksteen van de waterput waarop Hermine eertijds danste en van waaruit de stralen, de verhalen (‘een doorsnee van wat ons te wachten staat’), zoals in 1983 in De vrouwen van de aartsengel aangekondigd, als uit een zonnecentrum wegschieten. Het is een lied in proza. Fragmenten uit de vier coupletten - eerder verschenen in een bibliofiele uitgave bij prenten van Lismonde - fungeren als de motto's van de eerste vier hoofdstukken, die zelf weer de motto's leveren voor de volgende vier hoofdstukken. Opgenomen is ook een essay uit de jaren zestig over de toekomst van de roman. Michiels citeert zich in deze roman dus voortdurend zelf. Dit verleent het geheel een spiraalvormig en toch verruimend karakter. In zijn itinerarium, dat zowel reisboek alsook gebed is, wijst Michiels