De doorluchtige toegesprokene wordt niet lastig gevallen met gezeur. Natuurlijk zit Van den Broeck met de schitterende volkstypes die zijn ouders waren op rozen. Zijn vader Robert is trouwens een oude bekende. De joviale fabrieksarbeider, overal geliefd maar een stoorzender in huis, blijft ondanks een geleidelijke aftakeling de scepter zwaaien. Vooral zijn vrouw maakt hij het leven zuur: tegenpolen als zij dachten in hun tijd nooit aan scheiden, dus brengen ze ook de herfst van hun leven door in gewapende vrede. Robert is een meester-toneelspeler, die grandioos zijn gelijk weet te halen of gevoelens kan uitspelen. Eén ding schijnt hij niet te willen weten: dat zijn zoon hem doorheeft. En omdat die zijn haat-liefde verhouding niet tot de ander kan laten doordringen, moet hij het aan het papier kwijt.
Moeder is een zwijgende, maar allesbehalve buigzame figuur, die zich zolang ze uit de voeten kan min of meer kan beschermen tegen haar man. Als de aderverkalking bij haar toeslaat, maakt hij van haar ontreddering gebruik om haar terecht te wijzen op alles wat ze verkeerd doet. Het wordt de kinderen duidelijk dat de oudjes supervisie behoeven. Walter komt meer dan hem lief is tussenbeide om zijn vader de les te lezen. Maar de man blijft zijn temperament tot op de laatste snik bewaren, ook na een zware operatie. Ook al geeft Van den Broeck de incidentrijke kroniek een picaresk tintje mee, het wordt wel duidelijk dat het zwaar op hem inwerkt. Zijn vaders trucs zijn zo doorzichtig en onsympathiek, dat het een terreur wordt.
Dat heeft een lichamelijke en geestelijke weerslag op Van den Broeck: zijn denken raakt erdoor behekst en op de koop toe krijgt hij er chronische maag- en darmproblemen van. Het blijft bij dat beeld: dergelijke klachten worden maatschappelijk getolereerd. Maar psychologiseren daarover doe je niet in Vlaanderen: een dergelijke ouderband is nu eenmaal vanzelfsprekend, je trekt die niet in twijfel, ook al heb je er letterlijk en figuurlijk je buik van vol. Van den Broecks vertelinstantie kan ook moeilijk anders dan een zekere objectiviteit in acht nemen. De realiteit was nu eenmaal, dat in de machtsstrijd die geleverd werd de vader de morele overwinnaar was. Van den Broeck heeft de kans gemist om daar een heuse vader-zoon mythologie over op te zetten. Zijn aandacht blijft overheersend uitgaan naar zijn vader, terwijl die nauwelijks lijdt onder zijn patriarchaat. Zelf verwijt hij zich voortdurend zijn eigen slapheid. En zo blijft dit boek over het vallen van dat familiebaken - de totaal onspectaculaire dood van een tiran - te zeer een anekdotische kroniek. Hoezeer het ook een afrekening is, de tragikomische kwaliteiten ervan blijven onbenut zolang de uitdager altijd vergoelijkt wordt. De confrontatie waarop we zitten te wachten, komt niet.
Misschien had Van den Broeck toch zijn toevlucht moeten nemen tot complexer fictionele middelen. Had hij het vaderlijk gezag niet meer kunnen spiegelen in zijn koninklijke pendant? Er mag niet uit het oog verloren worden dat Het gevallen baken wel degelijk kadert in de Beleg van Laken-cyclus. De reden waarom Van den Broeck in dit boek het tij niet doet keren, en de heropstanding van de zoon laat plaatsvinden, is nu juist zijn typisch Vlaamse omgang met gezag. Als een deus ex machina laat hij op het einde van het boek voor de tweede keer - na Gek leven na het bal! - een zielige, met secondanten omgeven koning uit zijn kader duikelen. De vorst komt Van den Broeck terechtwijzen dat hij van zijn ‘opdracht’ niet zoveel terecht gebracht heeft. Hij komt hem ook meteen een nieuwe opdracht geven, waarover we in het ongewisse blijven. Als slot is die interventie niet echt bevredigend. Maar het kenschetst wel de nooit tevreden houding van een autoritair regime, zoals dat van Van den Broecks vader er ook een was.
Is heel dat gedoe rond die opdracht niet gewoon terug te brengen tot het doel dat Van den Broeck zich als schrijver gesteld heeft: verslag uit te brengen over het onderwerp dat hem het meeste ligt, zijn eigen geschiedenis? Hij moet Het gevallen baken met heel veel beheersing en zelfs machteloze woede geschreven hebben, en dat dwingt respect af. Maar het is vooral de liefde waarmee het gemaakt is, die bijblijft. Toch heeft hij zijn raadselachtige opdracht met Het gevallen baken nog altijd niet helemaal vervuld. Misschien is de boodschap van de koning wel de volgende: dat hij zich maar eens moet losweken van zijn hofhouding en voor eigen rekening gaan schrijven. De dood van zijn vader was de ideale gelegenheid voor een coup de théâtre binnen de cyclus. Geen dienstbaarheid meer aan vader of vorst, maar een paleisrevolutie.
Het gevallen baken lijkt hoe dan ook een keerpunt in de cyclus. Zal Walter van den Broeck na deze vaderhistorie en na de blinde jeugdliefde uit Gek leven na het bal! terugkeren naar het kaderverhaal, en binnen de symboliek ervan proberen af te rekenen met fantasieën, aspiraties en dromen die binnen zijn alledaagse realiteit nooit aan vervulling toekwamen? Durft hij het gevecht met de fictie opnieuw aan, of zal hij in het nu al aangekondigde vervolg van de cyclus zijn zwaarmoedigheid weer proberen te temperen met luchtig en satirisch realisme? Hoe het ook zij, er heerst een zekere retoriek in Van den Broecks werk, die doorbroken kan worden door bepaalde gesloten deuren in zijn geheime paleis open te gooien. Misschien is dat nog niet meteen het geval, maar intussen groeit zijn Beleg van Laken-cyclus uit tot een bewonderenswaardige veldtocht.
Karel Osstyn
walter van den broeck, Het gevallen baken. Het beleg van Laken 3, De Bezige Bij, Amsterdam, 1991, 230 p.