we er zorg voor dragen, dat de bevolking van Noord-Frankrijk naast haar Franse moedertaal, ook Nederlands en Engels kent en dat de Westvlaamse bevolking naast Nederlands ook Frans en Engels beheerst. Dat zal ons behoeden voor culturele verpaupering. ‘De tijd van het cultiveren van klein regionaal eigenbelang zal plaats moeten maken voor een periode van intense en open samenwerking’, stelde hij.
Het cultuurbeleid van beide regio's werd gepresenteerd door G. Defreyne, gedeputeerde voor cultuur van de Provincie West-Vlaanderen. Voor Noord-Frankrijk nam P. Raoult, vice-voorzitter van de Conseil Général du Nord de honneurs waar. In een kort debat werd ten slotte een peiling gedaan naar de samenwerking tussen verschillende theatergezelschappen en kunstcentra aan beide zijden van de grens.
De tweede dag werden de deelnemers welkom geheten door M.C. van der Stichele, gedeputeerde voor externe betrekkingen van de Provincie West-Vlaanderen en R. Anselin, afgevaardigd voorzitter van de Conseil Général du Nord. Op deze dag werd vooral aandacht besteed aan het museumbeleid. Na een uiteenzetting van W. Vandenbussche, conservator van het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst te Oostende en S. Vandenberghe van de Stedelijke Musea te Brugge werd een debat gehouden, waaraan naast W. Vandenbussche ook werd deelgenomen door de conservatoren van verschillende belangrijke Noordfranse musea. Uit deze gedachtenwisseling bleek, dat men inderdaad niet goed geïinformeerd is over elkaar, maar dat daar waar goede persoonlijke contacten bestaan de samenwerking vaak goed verloopt. Er worden in Noord-Frankrijk ook waardevolle pogingen gedaan om de Nederlandstaligen in hun eigen taal te ontvangen. Zo zal in het vernieuwde Museum voor Schone Kunsten van Rijsel, dat in 1993 zijn deuren opent, de informatie bij de kunstwerken in drie talen vermeld worden: Frans, Engels en Nederlands.
In de namiddag ten slotte werd het gezelschap rondgeleid in het Provinciaal Museum te Oostende waar het werk van de Noordfranse kunstenaars E. Leroy en E. Dodeigne werd tentoongesteld.
Het colloquium werd bijgewoond door 170 deelnemers uit België en Frankrijk. Al waren sommige toespraken nogal formeel, toch is deze bijeenkomst voor de wederzijdse kennismaking en de samenwerking van grote betekenis. Hopelijk is dit slechts een eerste stap en volgen nu, met de steun van de overheid, talrijke initiatieven van onderop.
Dirk van Assche