Ons Erfdeel. Jaargang 33
(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBarsten in België‘Voice venir maintenant le temps des géographes’, schreef de Franse geograaf Lacoste triomfantelijk in het begin van de jaren tachtig.Ga naar eindnoot(1) Na de kwart eeuw van de economen zou het tijdperk aanbreken van de geografen. Veertig jaar geleden konden weinigen voorzien welke enorme invloed de economie zou uitoefenen op het maatschappelijk gebeuren. ‘Aujourd'hui plus que jamais, ce sont des arguments de type géographique qui imprègnent l'essentiel du discours politique’.Ga naar eindnoot(2) Nu is het de beurt aan de geografie, een wetenschap die ondertussen is uitgegroeid tot een volwaardige sociale wetenschap en ‘in de Angelsaksische wereld zelfs de hoeksteen wordt van belangrijke vorderingen en vernieuwingen in het maatschappelijk denken’. Barsten in België. Een geografie van de Belgische maatschappij, het gezamenlijk werk van vijf geografen, is een bundel opstellen die zich uitdrukkelijk tot deze nieuwe geografie rekent. Theoretische | |
[pagina 788]
| |
uitweidingen over de nieuwe geografie ontbreken, op één kort intermezzo na dat de ruimtelijke organisatie van het kapitalisme belicht. Alle andere bijdragen behandelen de geografie van België vanuit de maatschappij die deze ruimte produceert, vanuit de wisselwerking tussen ruimtelijke scheidingslijnen en (de reeds ruimer bekende) maatschappelijke breuklijnen. Vandaar de titel van het boek. Het boek is gegroeid uit een symposium waarop de leden van de Werkgroep Mort Subite - naar de naam van een Brussels café waarin ze vergaderen - voor de eerste keer hun werk aan een breed publiek hebben gepresenteerd. Het eerste deel, van de hand van Vandermotten, Saey en Kesteloot, behandelt de gewestvorming in het licht van economische, demografische en politieke evolutie in de Waalse en Vlaamse deelgebieden. Uitgangspunt is, dat de ruimtelijke organisatie van een land een historisch produkt is. De vragen waarop het essay een antwoord wil bieden luiden: hoe is de ruimte in elke streek tot stand gekomen, welke dialectische verbanden tussen de ontwikkeling van de produktiekrachten, de sociale verhoudingen en de sociopolitieke bovenbouw spelen hierbij een rol, welk verband bestaat er tussen deze ruimte-produktie en de vorming van een Waals en Vlaams bewustzijn? Bij het beantwoorden van deze vragen wordt de geschiedenis van België herschreven, met als leidraad de ruimtelijke neerslag van de drie breuklijnen in de Belgische maatschappij (de sociaal-economische, de taalpolitieke en de levensbeschouwelijke). De voornaamste conclusie luidt dat de argumenten om België op basis van volk en taal in te delen weliswaar hun wortels hebben in de realiteit, maar twijfelachtig zijn (geworden) in de context van de internationale arbeidsverdeling: ‘De organisatie van een Waalse en een Vlaamse deelstaat staat niet in verhouding tot de geografische structurering van het land door de dynamiek van de kapitaalsaccumulatie’. Het tweede deel brengt de industriële regionale verschuivingen in verband met de internationale economische cycli van groei en crisis. Zo toont Vandermotten aan dat de ruimtelijke verschuivingen van de industriële activiteit tussen Vlaanderen en Wallonië meer te maken hebben met de internationale cycli dan met een regionale ommekeer in ondernemingsgeest en arbeidslust, en dat ze een schoolvoorbeeld vormen van de wet van de ongelijke ruimtelijke ontwikkeling. Centraal in het voorbeeld van Limburg (Swyngedouw) staan de interne contradicties in de regionale economieën: de troeven van een streek leggen tevens de kwetsbaarheid ervan bloot, het valoriseren van het lokale potentieel staat op gespannen voet met de toenemende afhankelijkheid van internationale kapitaalbewegingen. De wisselwerking tussen de structuren van de stad en de economische en sociale veranderingen vormen het onderwerp van het derde deel. De Lannoy en Kesteloot analyseren de creatie van sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in de stad (bijna uitsluitend Brussel) en de recente tendensen naar een ‘flexibele stad’. Op basis daarvan houden de auteurs een pleidooi voor de bescherming van de woonfunctie en een beleid van sociale stadsvernieuwing. Het artikel van Kesteloot over de spreiding van de gastarbeiders in de stad en over de economische, sociale en politieke inzet van de ruimtelijke concentratie van de migranten in bepaalde stedelijke gebieden, sluit de bundel af. Met dit boek wordt voor het eerst voor een breed publiek een systematisch overzicht geboden van de resultaten van een vernieuwende wetenschappelijke benadering die in verspreide publikaties reeds een zekere bekendheid genoten. Voorlopig is de focus nog vrij eng, nl. het herschrijven van de economische geschiedenis van België, zijn regio's en steden. De extra dimensie, de focus op de ruimtelijke organisatiepatronen, moet het echter soms afleggen tegen de marxistische sociale theorie die de bundel schraagt. De maatschappelijke relevantie van de benadering blijkt uit het feit dat ook zeer recente tendensen naadloos op de geschiedschrijving aansluiten en dat zelfs perspectieven op de toekomst worden | |
[pagina 789]
| |
geboden én geproblematiseerd. Hopelijk vindt het boek zijn weg naar beleidsmilieus. Zoals Lipietz schreef: ‘Il est utile, pour la technocratie moderniste, de faire appèl à des études scientifiques inspirées du matérialisme historique (...). Un état-major ne peut fonder son action sur les analyses de son service de la propagande.’Ga naar eindnoot(3)
Luc Notredame Barsten in België. Een geografie van de Belgische maatschappij, Mort Subite, EPO, Berchem, 1990, 208 p. |
|