Zijn ideaal verdween niet en wat later sloot hij zich aan bij de S.D.A.P., dat wil zeggen bij de oppositie daarbinnen. Het werd hetzelfde verhaal, weer gevolgd door een royement in 1932 en weer de oprichting van een nieuwe partij, de Onafhankelijke Socialistische Partij: in 1934 werd hij ook daaruit geroyeerd...
Voorlopig verzadigd van partijen, maar niet van de politiek, zette hij zich aan het schrijven van zijn eerste belangrijke en grote werk, een geschiedenis van de Russische revolutie, Van Tsarisme tot Stalinisme. Sinsdien heeft hij veel geschreven. De bibliografie van zijn bijdragen aan kranten en tijdschriften, die Havenaar aan zijn boek toevoegt, beslaat tientallen bladzijden, waarvan de helft plus een dertigtal boeken en brochures van na 1935. Na de oorlog, die hij in Nederlands-Indië en in een Jappenkamp doorbracht, werd hij, terug in Nederland lid van de Partij van de Arbeid, trouwde in 1948 (voor de oorlog had hij praktisch altijd bij zijn ouders gewoond: ‘een vrouw’, moet hij hebben gezegd, ‘kost tijd, geld en energie en van deze drie dingen heb ik nu al veel te weinig’) en werd lid van de Tweede Kamer. Hij bleef dat tot 1963, en verliet, alweer na een conflict met het bestuur, in 1970 de partij.
Dit ingewikkelde politieke leven en de evolutie daarin is door Havenaar zorgvuldig, voorzichtig, evenwichtig en zakelijk en met grote objectiviteit uiteengezet. Zijn boek is daardoor voornamelijk een intellectueel portret, een schildering van politieke ideeën en nuances. Het is geen biografie, en dat was ook niet de bedoeling; men zou misschien zelfs kunnen zeggen dat een biografie van De Kadt er nauwelijks anders uit had kunnen zien, omdat dit nu eenmaal in hoofdzaak zijn leven was. Het zou alleen wat andere accenten hebben kunnen krijgen. Men heeft nu de indruk dat de politiek het vrijwel enige bestanddeel van het intellectuele leven van De Kadt is geweest, en dat lijkt mij, ook al nam zij de grootste plaats in, toch wat te beperkt. Maar Havenaar heeft zich die beperking bewust opgelegd en het geeft geen pas zijn boek anders te beoordelen dan zoals het is bedoeld.
Het beste gedeelte van het boek is naar mijn smaak het vierde deel, het slot, waarin een poging wordt gedaan om tot een soort synthese of op synthese gericht beeld van Jacques de Kadt te komen en daarin is Havenaar goed geslaagd. Hij constateert het isolement van de schrijver die, op enkele boeken na, weinig werd gelezen, al bleef zijn vriend en uitgever G.A. van Oorschot hem door dik en dun trouw. Maar al was hij niet populair, het is toch de vraag of zijn invloed zó gering is. De Kadt heeft altijd een elite-standpunt ingenomen (een van de redenen ongetwijfeld van zijn impopulariteit), maar in die geest gedacht, is een diepgaande invloed bij weinigen belangrijker dan grote bekendheid bij velen. Die invloed beweegt zich op het vlak van het individuele denken, waarbij het feitelijke gelijk of ongelijk dat hij had, in zaken die nu van weinig belang meer zijn, niet meetelt.
Er is een merkwaardige passage in de conclusies van Havenaar, namelijk waarin hij De Kadts opvatting van democratie als het stelsel dat dient om de besten te selecteren als een misvatting beoordeelt. Hij zegt dan: ‘Dat de werking van de democrate niet zou zijn afgestemd op de gemiddelde maar op de uitzonderlijk begaafde burger, is een vergissing die teruggaat tot de Romantische idee dat niet het modale, maar het uitzonderlijke, niet de massa, maar de elite de loop van de ontwikkelingen dient te bepalen’.
De paradox van de democratie is, dunkt mij, dat zij beide taken heeft die weliswaar in hun volstrektheid tegenstrijdig zijn, maar niet anders dan de mens in zichzelf tegenstrijdig is en niettemin met zichzelf, en alle mensen met elkaar, leven moet en te leven hebben. Dat is een onoplosbare opgave voor wie de Volmaakte Harmonie als ideaal op deze aarde ziet. Dat deed Jacques de Kadt niet. Maar hij zag zowel het belang en de noodzaak in van de politiek als enig middel om een vorm van samenleving te scheppen, als de noodzaak van een elite om de vloedgolf te beheersen die door de democratie als stelsel van gelijkberechtiging wordt opgeroepen en die het ‘beste’ onmogelijk maakt.
Havenaar noemt het denken van De Kadt over het functioneren van het democratisch stelsel ‘een fundamenteel misverstand’. Fundamenteel is het zeker; maar een misverstand? Ik ben eerder geneigd te denken dat het een misverstand is niet te zien hoe fundamenteel dit dilemma is. Daarin ligt in elk geval de betekenis van het denken van De Kadt en de verdienste van Havenaar is op zijn minst van dat denken een helder exposé te hebben gegeven.
Pierre H. Dubois
ronald havenaar, De tocht naar het onbekende. Het politieke denken van Jacques de Kadt, Uitg. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1990, 370 p.