over de nieuwe formule. Maar vooral ook over de inhoud van de verschillende toespraken waren de toehoorders bijzonder tevreden. Ze waren concreet en bevatten goede analyses van de toestand van de Nederlandse taal en cultuur in de Zuidelijkste Nederlanden.
Luc Verbeke, algemeen secretaris van het KFV, schetste in zijn openingsrede de toestand van het onderwijs van het Nederlands in Noord-Frankrijk. Het voorbije jaar werd gestart met dertig vrije cursussen gespreid over veertien gemeentes met negentien leraren en ongeveer zevenhonderd leerlingen. Het KFV betaalt deze cursussen en eveneens de handboeken en de leermiddelen. Ook het officiële onderwijs Nederlands kent een gunstige evolutie. Op dit ogenblik wordt aan elf rijksmiddelbare scholen en aan drie katholieke colleges Nederlands gegeven. In totaal volgen achthonderd leerlingen deze lessen. Daarnaast zijn er nog ruim vijfhonderd leerlingen aan de basisscholen van Zuid-Wervik en Belle en een paar honderd studenten aan de twee Rijselse universiteiten. Met nog enkele andere cursussen kan men zeggen dat ruim tweeduizend mensen in Noord-Frankrijk Nederlands volgen.
Franck Allacker, voorzitter van de Frans-Vlaamse vereniging ‘Menschen Lyk Wyder’, besprak de jongste ontwikkelingen in verband met het Vlaamse cultuurleven in Frans-Vlaanderen. Hij onderstreepte vooral de samenwerking die tot stand kwam tussen de VDAB's (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling) van het West-Vlaamse grensgebied met zijn vereniging en onrechtstreeks ook met de Franse Arbeidsadministratie.
Ruud Halink, de begeleider van de officiële cursussen Nederlands in Frans-Vlaanderen, gefinancierd door het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, besprak de evolutie die deze cursussen hebben doorgemaakt sinds de Nederlandse overheid aan het begin van de jaren tachtig met dit project begon. Hij stelt dat het enthousiasme bij de leraren aanmerkelijk is toegenomen en dat ook de status van het Nederlands in Frankrijk is verbeterd. Daarvoor zag hij uiteraard economische redenen, maar verder onderstreepte hij het belang van de uitwisselingen tussen Nederlandse en Franse scholen, waardoor het Nederlands voor de Franse leerlingen meer het karakter van een levende taal krijgt. Er zijn betere leerboeken, de nascholing voor leraren werd verbeterd en er werd een inspecteur benoemd. Hij ziet dus een positieve evolutie, maar hij waarschuwt toch voor overdreven optimisme. De toename is voor een groot gedeelte toe te schrijven aan de lessen op enkele basisscholen. Dit zijn cursussen met een experimenteel karakter. In de officiële cijfers van de Franse overheid komen ze niet voor. Hij pleitte voor een grotere participatie van de Franse overheid in het onderwijs van het Nederlands (en in de kosten ervan), voor meer publiciteit, meer uitwisseling en ook meer overleg tussen Nederland en Vlaanderen.
Wilfried Vandaele, secretaris van het Algemeen Nederlands Congres, besprak de positie die kleine culturen moeten innemen in een eenwordend Europa. Hij vroeg daarbij respect voor de culturele verscheidenheid, een essentiële democratische stelregel.
Aan het slot van de ochtend gaf Damien Deceuninck een korte toelichting bij zijn project ‘Ringsloot / Ringslot’, dat het gebied van de Moeren bestudeert. Hij waarschuwde voor het feit dat dit unieke gebied verloren dreigt te gaan door de aanleg van de autosnelweg Kales Jabbeke-Gent.
's Middags werden de verschillende sectievergaderingen gehouden, waarvan verslag werd uitgebracht op de tweede plenumvergadering. Dirk Verbeke las daarna het juryrapport voor over de 25ste Taalprijsvraag voor Frans-Vlaanderen, waaraan 109 inzenders deelnamen. Tenslotte bracht voorzitter C. Moeyaert de doelstellingen van het Komitee voor Frans-Vlaanderen nog eens in herinnering.
Dirk van Assche