Ons Erfdeel. Jaargang 33
(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNaar aanleiding van Black BoxHet fenomeen mag genoegzaam bekend verondersteld worden, maar is weer actueel met Black Box in Antwerpen. Het tentoonstellen in ruimten buiten het bekende circuit, in fabrieken, metro's, verlaten abdijen en ander cultureel en industrieel erfgoed. Geen tentoonstellingen met een curator die een aantal ruimschoots bekende kunstenaars eens | |
[pagina 749]
| |
ergens anders laat opdraven, zoals bij de tentoonstelling ‘Kunststück/Stadtkunst’ in Hamburg in 1982 toen door een aantal galerieën de jonge avantgarde uit New York, Londen en Turijn in een aantal fabriekshallen getoond werd. Of het boeiende initiatief om de ‘Hallen für neue Kunst’ in Schaffhausen in te richten.Ga naar eindnoot(1) Hét meest voor de hand liggende voorbeeld uit onze contreien, waarbij kunst in een andere omgeving getoond werd, is natuurlijk ‘Chambre d'Amis’ van Jan Hoet in Gent. Maar hoe baanbrekend deze tentoonstelling ook is geweest, het tegen-offensief ‘Anti-Chambres’ interesseert me in dit geval eigenlijk nog veel meer. 1987 kende een hausse aan ‘alternatieve’ tentoonstellingen. Zo werd in Mol een oud fabrieksgebouw het decor voor de manifestatie ‘Intentie en Rationele Vorm’, terwijl in Anderlecht een groep jonge Brusselse kunstenaars eveneens voor een verlaten fabrieksruimte koos om ‘Onder Aardse Attrakties’ te realiseren. Een jaar later zette deze zelfde groep hun initiatief verder onder de naam ‘Department Store’. Op dat moment was Antwerpen echter al de ervaring ‘Fabrik 88’ rijker. En hoewel ik alle vorige voorbeelden helaas alleen vanuit de literatuur ken, was Fabrik een manifestatie die ik min of meer op de voet kon volgen. De opening van dit gebeuren in de zomer van 1988 is één van de verrassendste aspecten die me bijgebleven zijn. De enorme hoeveelheid bezoekers, verspreid over de verschillende verdiepingen van de oude fabriek op het Zuid, nieuwsgierig luisterend naar de openingstoespraak, staand rondom een groot takelgat. Verwijzingen naar de jaren zestig, vanwege zoveel saamhorigheid, waren niet uit de lucht. En de kunst? Daarover waren de meningen verdeeld, al even verdeeld als de kwaliteit. Maar eigenlijk deed die kwaliteit niet ter zake. Veel belangrijker was de ontdekkingstocht die men door het gebouw kon ondernemen, op zoek naar het ware verslag van hedendaagse kunst, niet zelden met ‘gevaar’ voor eigen leven. Spannende, levende kunst, waarbij je het niet over kwaliteit moest hebben ook al was die heus wel aanwezig. 1988 bracht ook ‘Hemiksem’. Met ‘Verloren Aarde’ brachten organisatoren Zjos Meyvis en Raf Coenjaerts een ode aan de Rupelstreek die ten onder was gegaan aan de eeuwenlange baksteenindustrie. De verlaten St. Bernardus-abdij in Hemiksem bleek een symbolische plek te zijn. Men ontdekte dat de stichters van de abdij aan de basis stonden van de baksteenindustrie. Net als de streek lag de abdij er nu verlaten en verwaarloosd bij. Om tot een uitgebreid speelterrein te worden voor Vlaamse én Nederlandse kunstenaars. Vanwege de meer uitgesproken thematiek ontstonden er bij veel kunstenaars verwijzingen naar ‘aarde’ en ‘tijd’. Bij Fabrik was meer spontaan een sociaal-bewogen tendens waar te nemen. Een ander verschil met Fabrik was het feit dat aan Verloren Aarde relatief meer gerenommeerde kunstenaars deelnamen. De organisatoren van Fabrik zaten ondertussen niet stil en kwamen in 1989 met ‘Metro’ op de proppen. Daaruit bleek duidelijk dat er geen sprake van kon zijn een projekt als Fabrik te herhalen, er kon hoogstens sprake zijn van een vervolg. Ditmaal bouwde men het alternatieve kunstgebeuren op in de meterslange gangen van de Antwerpse pre-metro. Stille getuigen van pure geldverkwisting, vergeefs wachtend op het eerste metrostel. De ingang lag aan het Koningin Astridplein, vlakbij het Centraal Station. Daarmee werd een veel breder publiek bereikt als bij Fabrik. Voortgekomen uit de organisatie van Fabrik en Metro keerde men dit jaar met ‘Black Box’ terug naar het Zuid - het Mekka voor de (Antwerpse) kunstliefhebber. Plaats van handeling is dit keer het zwaar verwaarloosde Zuiderpershuis. Het basisprincipe is vrijwel hetzelfde als bij Fabrik en Metro: het in gebruik nemen van een onverwachte ruimte door beeldend kunstenaars, die quasi restaureren en er vervolgens tentoonstellen. Om de uitgebreide avondprogrammatie nog niet te vergeten. Door een dergelijk gebeuren voor een dérde maal te laten plaatsvinden, is er onvermijdelijk sprake van institutionalisering. Black Box versterkt deze notie door het instellen van een thema en de selectie van kunstenaars wiens voorstel aan dit thema voldoet. Black Box als creatieve fase tussen denken en doen. Als moment waarop uit de chaos een (nieuwe) orde ontstaat. Fabrik was als het ware de totale chaos en anarchie, Metro een poging tot structurering en Black Box het moment waarop een nieuwe orde duidelijk wordt. Kenmerkend is dat in het begeleidende Black Box-krantje veelvuldig naar 1993 verwezen wordt, het jaar waarin Antwerpen moet tonen dat ze culturele hoofdstad kan zijn. Opvallend is eveneens dat de manifestatie ‘Stad aan de Stroom’ Black Box bij hààr programmatie inlijfde. Black Box institutionaliseerde zichzelf en wordt als zodanig kennelijk ook erkend. Enerzijds moet de teloorgang van de spontaniteit van Fabrik betreurd worden, anderzijds moet een dergelijke ontwikkeling toegejuicht worden. Marc Ruyters schreef naar aanleiding van het eerder vermelde ‘Department Store’ dat hier sprake was van ‘één van de vele Brusselse initiatieven (...) die nadrukkelijk vragen stellen over het geïnstitutionaliseerde kunstgebeuren en even nadrukkelijk afstand hebben genomen van het professionele galerijencircuit, hedendaagse kunstvernissages ed’.Ga naar eindnoot(2) Alhoewel de ontwikkelingen rond Black Box iets anders doen vermoeden, vervult Black Box samen met Metro, Verloren Aarde en Fabrik toch een soortgelijke functie. Black Box | |
[pagina 750]
| |
Black Box, een zicht op een muurschildering in de centrale hal (Foto S. Dewickere).
verwijst in de opstelling op een ironische manier naar het museum: ‘keurige’ naambordjes, benamingen van zalen, een catalogus. Meer nog dan bij Fabrik is er de bewuste lokalisering op het Zuid, onder de rook van het nabijgelegen MUHKA en Ronny Van de Velde's nieuwe galerie. Men gaat een dialoog aan met dit officiële kunstcircuit. Niet zozeer om een alternatief aan te bieden, als wel een noodzakelijke aanvulling. Tijdens mijn studie stoorde ik me vaak aan het feit dat àlles opgehangen werd aan de grote namen, terwijl er amper aandacht besteed werd aan al die kunstenaars die je dagelijks tegenkwam. Wiens bestaan en noodzaak om creatief te produceren realiteit zijn, maar die voor het gemak buiten beschouwing worden gelaten binnen de kunstgeschiedenis. Heel verhelderend vond ik dan ook Philip Peters' opmerking in de catalogus Fabriekskunst: ‘Hoe hoog die selektie (van het commerciële circuit, ED) kwalitatief soms ook moet worden ingeschat, toch is er zonder twijfel sprake van een vervreemdende situatie en zelfs van een vervalsing van de kunstgeschiedenis’.Ga naar eindnoot(3) In dat licht is het bijzonder interessant om te zien hoe kunstenaars die vervalsing zelf tegengaan en en passant de verwaarlozing van het culturele erfgoed aanklagen door de keuze van hun lokaties. Hun projekten zijn buitenkansjes om een glimp van een waar tijdsbeeld op te vangen. Laat Black Box maar geïnstitutionaliseerd zijn. Het werd hoog tijd.
Edith Doove |
|