Beeldende kunst
Frans Hals: uitbundige levensvreugde in de portretkunst
De term catalogusboek (zie Woord vooraf, van D.P. Snoep, bij Frans Hals, Schuttersstukken, door Neeltje Kóhler en Koos Levy-van Halm) lijkt op het eerste gezicht wat pleonastisch, maar hij geeft heel goed het karakter weer van deze catalogus, die inderdaad veel meer is dan wat men daar in het algemeen van mag verwachten. Het is een groot, dik en fraai boek, dat behalve de beschrijving van de tentoongestelde schilderijen (pp. 129-369) nog andere waardevolle elementen bevat: een inleiding van Seymour Slive en, van andere auteurs, informatie over het leven van Frans Hals, over de burgers van Haarlem en hun portretschilders, over het kostuum bij Frans Hals, over de herontdekking van de schilder na zo'n tweehonderd jaar onverschilligheid. Ook is er een artikel over het schuttersportret als historisch document van dezelfde (reeds genoemde) auteurs die de bijlage over de (in Haarlem maar niet elders tentoongestelde) schuttersstukken hebben gemaakt. Enkele meer technische artikelen belichten de werkwijze van de schilder en de materiële aspecten van zijn schilderijen.
Tenslotte begint dan de eigenlijke catalogus van de tentoonstelling zoals die te zien was in Washington, Londen en, de afgelopen maanden, in Haarlem. De catalogus is samengesteld door Seymour Slive, een van de meest beroemde Frans Halskenners en verdediger van de ‘echtheid’ van een aanzienlijk groter aantal stukken dan zijn voornaamste tegenspeler in de discussie die de laatste decennia over dit onderwerp is gevoerd, als ‘authentiek’ heeft willen waarmerken. Frans Hals zelf zou van deze strijd niet wakker hebben gelegen. Hij signeerde maar heel zelden zijn werk, want zijn stijl was zelfs voor leken onmiddellijk herkenbaar. En een door een van zijn leerlingen geschilderd landschap als achtergrond van een portret was in zijn ogen waarschijnlijk even ‘echt’ als de rest.
Het doorbladeren van deze catalogus, die niet alleen afbeeldingen van hoge kwaliteit van de schilderijen als geheel bevat, maar ook detailopnamen, vergelijkbare stukken en kopieën, geeft een indrukwekkend beeld van de burgerij die Frans Hals in zijn lange leven in zijn atelier heeft zien komen en gaan. Hoewel het portretschilderen in die tijd niet in bijzonder hoog aanzien stond, is het toch dit genre waarop de schilder zich met uitsluiting van alle andere heeft toegelegd. Natuurlijk, er zijn grote verschillen tussen het portret van een lachend of spelend kind en de enorme schuttersstukken of de familieportretten. Maar het zijn altijd mensen die hij schildert, burgers, notabelen, bestuurders, een enkele keer een koopman, een toneelspeler, een jongetje. Soms zijn zij tegen een landschap geplaatst, verkopen zij fruit of vis, zijn zij afgebeeld met bepaalde symbolen, zoals een doodskop of de bijbel, in de hand. Dikwijls zijn het zuiver en alleen portretten, zonder speciale achtergrond, van zittende of staande, glimlachende of ernstig kijkende personen, vele geïdentificeerd en beschreven.
In de loop der jaren heeft de schilder zich blijkbaar enigszins aangepast aan de smaak van het publiek en wordt zijn penseelvoering strakker en gladder. Maar tegen het einde van zijn leven, hoewel minder in trek bij zijn tijdgenoten, heeft hij zijn eigen smaak en zijn talent weer de vrije loop gelaten in een aantal portretten