Poëzie als pijn
Roger Devriendt (o1948) debuteerde in 1978 met De zon staat in de kreeft, een bundel die niet onopgemerkt bleef. Twee jaar later publiceerde hij Een kiemvrij taalgehucht, een poëziebundel die de aanvankelijk gestelde verwachtingen echter niet geheel inloste. Sindsdien is het al enkele jaren stil rond deze dichter, die slechts af en toe een vers publiceerde in tijdschriften. Bijna een decennium later verschijnt nu Treurwilg, waarvan de titel een gevoelsgeladen klimaat laat vermoeden. De poëzie van Devriendt is inderdaad erg betrokken op de directe levensomstandigheden en dit verleent haar ook een onmiskenbaar authentieke klank.
Deze door het leven getekende en gehavende dichter - hij lijdt aan multiple sclerose - ervaart zelf hevig aan den lijve de ‘nederlagen’ die de dagen hem bereiden. De eerste en langste cyclus heet trouwens ‘Dagen’; daarin wordt als het ware een balans opgemaakt van winst en verlies. Eenzaamheid (‘er is geen naam voor dit vergrijp’) en verdriet zijn fundamentele ervaringen.
De tijd verdagen zonder klagen
Het geciteerde vers wijst erop hoe hij zich tegen een steeds opkomend gevoel van defaitisme verzet. Af en toe ondergaat hij de ‘genade’ van de natuur en van de zee (als kustbewoner) of probeert hij met kinderogen de wereld die hem omringt te bekijken, maar de daardoor ontstane euforische gemoedstoestand wordt al even vlug weer teniet gedaan:
wordt een rokende schouw.
Vanuit zijn geïsoleerde positie richten zijn voelhorens zich nog meer naar ‘de ellende van alle tijden’ en er is een innerlijk verzet dat zich in zijn hart transformeert tot ‘een schrei om vrede’. Diep in hem manifesteert zich echter het verlangen naar rust en stilte:
De stilte heeft bezit van mij genomen
ik ben een spons, adem werelden in en uit
ik lijd niet langer aan geluid...
De vier gedichten die de cyclus ‘Een vrouw’ vormen, behoren tot de mooiste uit de bundel, omdat zijn vers hier dat ‘raadselachtige’ krijgt dat aan alle echte poëzie door haar taalmanipulatie bestaansrecht geeft. Schrijven is voor Roger Devriendt trouwens even noodzakelijk als ademen, het is een ‘teken van leven’. In de derde cyclus, ‘Ik schrijf’, onderzoekt hij zijn verhouding tot het woord.
Roger Devriendt (o1948).
zekerheden worden twijfels.
Ook hier treedt een ambivalentie aan het licht. Hij voelt zich ‘een vorst in zijn winterpaleis’. Enerzijds vervult het schrijven hem met een gevoel van kosmische verbondenheid.
Schrijven is de ruimte raden.
Beelden zien, zuiver, opgemeten.
In de sluimer van syllaben
Van de andere kant confronteert het hem ook concreter met zijn reële situatie en rijst de twijfel over de zinvolheid van het woord, dat alles ‘ten dode’ opschrijft. Poëzie kan uitgroeien tot pijn.
Vanuit die pijn tast hij in ‘Album’ nog even het verleden af: zijn wortels (vader en moeder), de herinnering aan de gelukkige liefdesuren, de vertedering van het dochtertje... Steeds opnieuw tracht hij zijn verdriet te verdringen en te geloven in wat het leven alsnog te bieden heeft. Speels en schrijnend tegelijk is een gedicht als ‘Mijn karretje’, waarin hij op een subtiel-gevoelige wijze zijn tragische situatie als het ware sublimeert:
Mijn karretje is mijn kasteel.
Mijn karretje staat te kijk
voor de kinderogen van mijn dochter.