worden; het lijkt me dan ook wenselijk, dat ze bij een eventuele heruitgave samen, in één band, worden herdrukt. In die vorm zal het boek een breder lezerspubliek kunnen aanspreken.
De eerste vier auteurs die worden gepresenteerd - Lampo, Ruyslinck, Schouwenaars en F. van Isacker - gelden als voorbeelden van wat in Trends de ‘romanroman’ werd genoemd, d.w.z. van het klassieke, realistische vertellen.
In het vernieuwende of ‘grensverleggende’ proza trekt Bousset twee lijnen: 1. de richting van de documentaire roman én van de autobiografische roman (er zijn inderdaad mengvormen van beide genres, of ‘overgangen’, zoals bij Walter van den Broeck) en 2. de richting die wordt omschreven als ‘taal, kritiek en taalcreatie’. In deze richtingen behandelt Bousset respectievelijk de volgende auteurs: Piet van Aken, Boon, Raes, Koeck, Van den Broeck, De Wispelaere, Auwera, Geeraerts, Spillebeen en Claus enerzijds, Michiels, Insingel, Robberechts, Willy Roggeman, Cl. van de Berge, Kemp en Gils anderzijds. Ze worden telkens gepresenteerd middels een bespreking van een of meer boeken, verschenen in de periode 1970-1986. De keuze is - uiteraard - erg beperkt, maar het gekozen werk is wel representatief voor de auteurs indien deze bundel in samenhang met Trends wordt gelezen. Want de kleine inleidingen die aan de essays vooraf gaan, lijken me te minimaal om de schrijvers en hun werk voor de ‘onbevangen’ lezer in hun bredere context te plaatsen. Als deze context ontbreekt, blijft Profielen een verzameling (goede) recensies.
Bij de laatste reeks schrijvers - Alstein, Portocarero, Pleysier, Greta Seghers, Mireille Cottenjé, Lucienne Stassaert, Monika van Paemel - wordt iets sterker afgeweken van het slothoofdstuk van Trends, waar Bousset het had over ‘Een (niet zo) stille generatie’. De keuze van wie extra aandacht verdient, wordt, naarmate men de recentere literatuur nadert, steeds moeilijker omdat de ‘schifting door de tijd’ nog niet is gebeurd. Met Bousset zelf (vgl. p. 8) zou ik nu in ieder geval ook Stefan Hertmans, Pol Hoste en Kristien Hemmerechts aan de reeks toevoegen. Overigens wordt hier, sterker nog dan in Trends, duidelijk dat de vrouwelijke auteurs achteraan op een hoopje zijn gegooid, met een verwijzing naar hun ‘vrouwelijke’ thematiek. Een onhebbelijke gewoonte, lijkt me. Monika van Paemel kon bijvoorbeeld, met haar ‘meesterwerk’ De vermaledijde vaders uit 1985 - ‘een der zeldzame grote romans van de hedendaagse Vlaamse prozaliteratuur’ noemt Bousset het - gemakkelijk (en beter) naast en samen met Walter van den Broeck en Paul de Wispelaere behandeld worden.
Profielen biedt, in aansluiting bij Trends, een vlot en zeer ‘bruikbaar’ overzicht voor de lezer die zich snel wil oriënteren in de recente Vlaamse romanproduktie en die hierbij geleid wil worden door de expliciete oordelen (verwerpend en bewonderend, lakend en prijzend) van een deskundig adviezen gevend criticus.
Anne Marie Musschoot
hugo bousset, Grenzen verleggen. De Vlaamse prozaliteratuur 1970-1986. II. Profielen, HouteKiet, Antwerpen/Baarn, 1990, 212 p.