laans direct verwant aan zijn rivaal, het Spaans. De officieuze berichtgeving is in Barcelona overwegend Spaans, in de rest Catalaans. De kranten zijn over heel Catalonië Spaanstalig. Het Catalaans is een van de zeer weinige voorbeelden waar overheidsbemoeienis een minderheidstaal in één decennium bijna de status van (beperkte) meerderheidstaal heeft verschaft. Dit ongetwijfeld mede door de in Catalonië levende anti-castiliaanse sentimenten, en de rancunes jegens het Franco-tijdperk waarin het Catalaans verboden was. Hierdoor is de kans vrij groot dat ook de hoofdstad gaandeweg gecatalaniseerd zal worden. Overigens is in het vorstendom Andorra het Catalaans met het Spaans en het Frans officiële taal, en is de officiële en officieuze berichtgeving er meestal eentalig (Catalaans) of drietalig.
d) Het Duits in Italië. Wordt hoofdzakelijk gesproken in de autonome provincie Bolzano (Duits: Bozen). Vormt onderdeel van de regio Trentino Alto Adige, waarvan de andere provincie, Trente, Italiaanssprekend is. De gehele regio behoorde tot de Eerste Wereldoorlog tot Oostenrijk. In de tijd van het fascisme werd Bolzano eentalig Italiaans volgens de wet. Na de Tweede Wereldoorlog verwierf het Duits geleidelijk steeds meer rechten, totdat in 1970 bij verdrag met Oostenrijk het Duits volledig dezelfde status als het Italiaans in de gehele provincie verwierf. Officieel dus tweetalig; officieus kan men de hoofdstad als ècht tweetalig beschouwen (ruim de helft van de hoofdstad Bolzano spreekt Italiaans). De rest van de provincie is officieus overwegend eentalig Duits. In zekere zin kan binnen de provincie Bolzano het Italiaans ook als een minderheidstaal beschouwd worden; de Italofonen (35%, grotendeels recente import) voelen dat zelf in elk geval zo. Tot ca. 1970 werd door de Italiaanse overheid de overheid van Bolzano systematisch geitalianiseerd; als reactie hierop treedt nu bij benoemingen positieve discriminatie ten gunste van Duitstaligen op, en dit leidt weer sinds enige jaren tot toenemende conflicten tussen de twee bevolkingsgroepen, waar extremisten aan beide zijden de achterstand pas als opgeheven beschouwen, als de provincie eentalig (Duits danwel Italiaans) zou worden.
e) Het Frans in Italië. Dit wordt gesproken in de provincie Aosta, die tegelijk de autonome regio Val d'Aosta vormt. Officieel is de regio tweetalig Frans en Italiaans; van echte tweetaligheid bespeurt men weinig. De voertaal in de stad Aosta en het dal is overal Italiaans; in de hoger gelegen gebieden spreekt men Franse dialecten. Standaard-Frans komt men op een enkel verdwaald verkeersbord tegen en dat is dat.
Tot zover dit overzicht van een vrij willekeurige groep minderheidstalen. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze alle door de wet erkend en door de centrale overheid op zijn minst getolereerd worden, op zijn best bevorderd. Daarmee houdt de overeenkomst dan ook op. De hierboven gegeven uitleg is natuurlijk zeer oppervlakkig, maar voldoende om te laten zien dat de verschillen zeer opmerkelijk zijn. We hebben het nog niet eens gehad over taalminderheden die niet of nauwelijks door een centrale overheid erkend worden: het Albanees in een paar dorpen in Calabrië (Italië), het Baskisch in Frans Baskenland, het Bretons in Bretagne, het Nederlands in Frans-Vlaanderen, om maar een paar voorbeelden te noemen.
Wat nu kan die verschillen in positie verklaren? De houding van de overheid heeft er natuurlijk mee te maken, maar waarom lukt het de Catalanen wel met minder steun van de centrale overheid iets tot stand te brengen wat in Ierland niet of nauwelijks van de grond komt?