evenwicht tussen de dynamiek van het lichaam en de harmonie van de geest. Ze brengt dit treffend tot uitdrukking in het beeld van de lichtvanger: de spiraal is geometrisch in horizontale, verticale en diagonale vlakken geconstrueerd en het licht wordt gevangen in de vergulde sleuf. Haar kunst vindt de balans tussen het bewuste en het onbewuste, tussen de controle en de intuïtie. Het besef van een eindsituatie in de tijd doet Agnes Maes ernaar verlangen het tijdelijke te overstijgen.
De kunstenares begon in 1966 in de schildersklas bij Roger Raveel. De pop-art opende voor haar een nieuwe wereld. De kunst van Raveel, die figuratie naast abstractie zet, betekende voor haar ook een belemmering. Agnes Maes ontworstelde zich steeds meer aan het realisme. In 1974 begon ze met het gebruik van horizontalen en verticalen. Latijnse teksten die eerst verwezen naar het schilderij zelf, werden vervangen door woorden die het zijn, ‘esse’, centraal stelden.
Eind 1986 bereikte ze haar doel met een ‘Ecce homóschilderij. De Zijnsproblematiek werd gerelativeerd in de geschilderde getallen die de afmetingen van het doek aangeven. Daarna bleef de expressie wel aanwezig, maar werd steeds sterker gedomineerd door de constructieve vorm. In de hierop volgende installaties werd de betekenis streng gevisualiseerd.
De herhalingen in de emblemata en de nadrukkelijk geconstrueerde evolutie kwam in De Brakke Grond geforceerd over. Enkele onderdelen van de installatie waren eerder op een expositie in Parijs te zien. In de werken op papier en in een aantal schilderijen was de metafysica meer verhuld en intuïtief gemaakt.
De tentoonstellingen te Amsterdam maakten duidelijk, dat de ontwikkeling van het realisme naar het absolute in de kunst van Agnes Maes niet zonder risico's is. Haar werk balanceert op de grenzen tussen gevoel en verstand, bewust- en onbewustzijn, tussen bekentenis en betekenis. Die evolutie in de uitdrukking houdt de kijker in spanning en maakt nu al nieuwsgierig naar haar volgende tentoonstelling.
Erik Slagter