Spaghetti
Als je weet dat Axel Bouts (o1938) een Westvlaams burgerlijk ingenieur is die werkt op de afdeling Research & Development van de firma Bekaert, dan heb je de neiging met een gunstig vooroordeel aan zijn romans te beginnen. Je denkt aan auteurs als Gerrit Krol (computerdeskundige), W.F. Hermans (specialist fysische geografie), Maarten 't Hart (etholoog) en aan de heel bijzondere manier waarop hun discipline hun visie op het bestaan én hun schrijftechniek beïnvloedt. De eerste twee romans van Axel Bouts spelen zich inderdaad af in de bedrijfswereld: Martin & Martins (1981) en De glazen deur (1983).
De debuutroman schetst de ontwikkeling van een eenmansbedrijf tot een industrieel imperium, de tweede roman toont hoe een algemeen directeur geestelijk ten onder gaat juist dan als zijn ambitieuze materiële verlangens worden vervuld. Het decor in de beide romans is dat van leegte, macht, corruptie, jaloersheid, bedrog en passie. Wel zijn er bepaalde bezwaren tegen de twee boeken: de Dallaseffecten ondergraven de authenticiteit van de personages; de voorspelbaarheid van de gebeurtenissen maakt de lectuur vaak vervelend. Bovendien wordt de lezer in zijn verwachtingspatroon - nu eens niet een schoolmeesterachtige roman - bedrogen. Axel Bouts is schoolmeesterachtiger dan Welke schrijvende leraar ook. De lezer krijgt bij alles tekst en uitleg. Er wordt letterlijk niets aan zijn verbeelding overgelaten. Dat geldt speciaal voor de intertextuele allusies op o.m. Joyce, Hesse, Van Ostaijen en vooral op Thomas Mann (Der Zauberberg). De auteur werkt zich uit de naad opdat de lezer de verwijzingen vooral niet zal missen. Alles bij elkaar zijn het te veel feuilletons met een literaire saus er overheen.
De roman is voor Bouts duidelijk een middel om een stelling te verwoorden. Die wordt dan behoorlijk nadrukkelijk gepresenteerd. De ondergang van de algemene directeur in De glazen deur leidt tot zelfmoord; in de volgende roman, De derde dag (1984), laat de auteur de vrouw van een hoogleraar in de literatuur vermoorden om deze laatste te dwingen tot een gewetensonderzoek. Die reflectie leidt tot het afzweren van veel frustrerende ‘waarden’ uit zijn streng-katholieke opvoeding en tot een diepgeworteld schuldgevoel.
Na nog een roman en twee novellen publiceert Bouts Scherven (1988), wat hij zelf als zijn ‘magnum opus’ beschouwt. Het gaat om een familiekroniek waarin Leopold Adams (1900-1999) centraal staat. Via dit verhaal klaagt de auteur het wegvallen van alle waarden aan. Wat er overblijft: ‘De zakenwereld, het leger en de politiek... of de Heilige Drievuldigheid van de 20ste eeuw’. Nog in 1988 verschijnt van Bouts een misdaadroman en dan volgt Trits, een boek waarin drie vijftigjarigen de schrale balans van hun bestaan opmaken en de verloedering van hun hooggestemde jeugdidealen moeten constateren. Als een kluwen spaghetti zijn hun levens met elkaar verstrengeld.
In mei 1956 maken drie bevriende retorica-studenten hun studiekeuze bekend: Wim Faber kiest voor burgerlijk ingenieur, Fred Gezelle voor politieke en sociale wetenschappen (optie journalistiek) en Dictus Vromans voor een opleiding tot pater in de orde van Scheut. Ze kennen elkaar al dertien jaar en sluiten ‘het verbond van de Trits’: ze verbinden zich ertoe elkaar in alle omstandigheden en met alle beschikbare middelen te helpen... Ook zullen ze elkaars idealen helpen realiseren. Dictus wil naar Kongo om de inlanders bij te staan in hun vrijheidsstrijd, Fred zal als journalist en romancier de bestaande orde te lijf gaan. Wim volgt zijn vader op in het bedrijf, maar wil via de vooruitgang van de technologie de mens bevrijden van dom en geestdodend werk. En inderdaad, hun ‘levens zijn door elkaar gekronkeld, ook die van de vrouwen, en al de rest. Net een schotel spaghetti...’. Wim betaalt een deel van Freds ‘bis’ jaar; later steunt hij zowel Dictus' missiewerk als Freds pluralistische krant; in Kongo haalt Dictus Fred uit de gevangenis;