Stassijns beschrijft, is dat van z'n moeder. In een aparte afdeling Canto voor een dode moeder bekijkt hij uitvoerig de haat-liefde relatie die hij met haar had. Vóór alles neemt hij het z'n moeder kwalijk dat ze hem als kind zo nauw op sleeptouw nam, zo erg aan haar principes bond, terwijl hij haar toch nadrukkelijk vertelde ‘dat ik niet aard in deze aarde / waarin zij mij geworteld houdt’.
Als enige mogelijkheid om de aarde zachter en welke pijn ook draaglijk te maken, ziet de dichter vanzelfsprekend z'n gedichten. Het is niks nieuws: de poëzie als veilige vluchtroute uit een onbehaaglijk bestaan. Stassijns laat zich hiervoor trouwens inspireren door J.J. Slauerhoff: ‘“Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak”’. En in het prolooggedicht neemt hij zich vastberaden voor: ‘met inkt zal / ik mij radeloos omringen / om nooit meer eenzaam, nooit / meer ongekust in de tentakels / van de laatste slaap te sluipen / en slapend te verdwijnen’. Poëzie is dan misschien wel de enige ontsnappingsweg. Die weg is in elk geval heel breed. Zeker als je het spel van fictie en realiteit handig speelt en de onbezoedelde liefde laat ontstaan in de gesloten wereld van wat verzen. Dan blijkt alles weer mogelijk en wordt de winter ‘lentueus:’
Ik heb jou uit een vreemd
maar veilig vers gestolen
van samenvloeien het jonge
gras hebt aangeraakt, zal
steeds een twijg, zomaar een
in zachte tinten bloeien.
Met die voorgenomen radeloosheid valt het dan ook nogal mee in deze bundel. Koen Stassijns hanteert een beheerste taal. Z'n gedichten zijn eigenlijk (hele) lange zinnen die hij evenwichtig en beredeneerd over verzen en strofes verdeelt. Dat rationele trekje vind je ook terug in veel parallelle versstructuurtjes, talrijke herhalingen en terugkerende beelden ontleend aan de natuur. Zo'n doordachte vorm is mooi, maar houdt natuurlijk wel het risico van de voorspelbaarheid in. Aanmaaktwijgen van een vuur is daarom een bundel zonder grote verrassingen. Je kabbelt veilig en vlot met de dichter mee, van vers tot vers, van gedicht tot gedicht. Dat is zeker een verdienste. Maar misschien heeft z'n volgende bundel toch meer vaart en af en toe een diepe waterval?
Peter van Dycke
koen stassijns, Aanmaaktwijgen van een vuur, Lannoo, Tielt, 60 p.