| |
| |
| |
Buiten en binnen traditionele kaders
Het beeldend werk van Harald Vlugt
José Boyens
JOSE BOYENS
Neerlandicus. Doceert aan een lerarenopleiding in Arnhem 20e-eeuwse Nederlandse letterkunde. Kunsthistoricus. Publiceerde ‘Oscar Jespers, zijn beeldhouwwerk met een overzicht van de tekeningen’ (een bewerking van haar proefschrift, 1982), ‘Traditie en experiment, tien Nederlandse beeldhouwers’ (1982) en ‘De druppel holt de steen uit, elf Nederlandse beeldhouwers’ (1986).
Adres: Hogewaldseweg 33, NL-6562 KR Groesbeek
| |
Anarchistische trekjes
Van 1982 tot 1984 exposeerden de Nederlandse beeldende kunstenaars Harald Vlugt en Aldert Mantje overwegend als duo. Zij waren niet - zoals het duo Marina Abramović en Ulay Laysiepen of Irene Fortuyn en Robert O'Brien - tevens partners in het leven, nee zij hadden uitsluitend een samenwerkingsverband. Hun werkwijze was rijkelijk anarchistisch: de één begon soms links aan een groot werk, de ander rechts: ze zouden elkaar onderweg wel ergens ontmoeten. Ook werd de één wel eens verrast door de resultaten van de scheppingsdrift van de ander. Behalve de werkwijze had een tijdlang ook het materiaal een anarchistisch tintje: er werden veel gevonden voorwerpen verwerkt in de grote drie-dimensionale ‘tableaux-non-vivants’ die invloed vertoonden van science-fiction, junksculptures en pop art en die kitschelementen niet schuwden.
In deze jaren waren Mantje en Vlugt, samen met andere jonge Nederlandse kunstenaars ook actief in Aorta, een alternatief expositiecentrum en podium voor activiteiten in het hart van Amsterdam. Aorta was ondergebracht in een afgedankte, onconfortabele rotatiepershal van een bekend dagblad. Zowel in de activiteiten als in de lokatie schuilde een anarchistisch element. Dit voorbeeld van Aorta werd en wordt nog steeds in de grote steden van Nederland nagevolgd. In 1984 besloten Aldert Mantje en Harald Vlugt hun ongewone samenwerkingsverband te beëindigen; zij gingen als vrienden uit elkaar. De tentoonstelling die het Museum Fodor in Amsterdam in 1987 aan het door hun beiden vervaardigde werk wijdde, heette dan ook met een stevige knipoog naar de ‘Neue Wilden’: ‘Gute Kameraden’. Er was geen reden meer voor anarchisme: het officiële circuit had de betekenis van hun werk erkend. Deze erkenning bleek voor wat Harald Vlugt betreft uit een stipendium van de Nederlandse regering in 1984 voor een verblijf in New York, uit aankopen
| |
| |
Harald Vlugt, ‘Four Tops’, 1985, hout en bladbrons, 68 × 68 × 13 cm, privécollectie.
door het Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo en het Stedelijk Museum in Amsterdam en in 1988 uit zijn deelname aan de Biënnale in Venetië. Het werk van Harald Vlugt vond ook moeiteloos zijn weg naar Nederlandse en internationale collecties. Dat plaatst ons voor de vraag: hoe komt het dat dit werk zo snel werd geaccepteerd? Aan het slot van deze beschouwing wil ik proberen op deze vraag een antwoord te geven.
| |
De periferie tot centrum verklaard
Harald Vlugt - die in 1957 in Bergen, in Noordwest-Nederland, werd geboren - volgde van 1976 tot 1981 in Amsterdam een opleiding tot leraar tekenen en handenarbeid. Dit was niet primair een artistieke opleiding, maar Vlugt leerde er hoe hij allerlei verschillende materialen moest bewerken. Hij werd een uitstekend vakman. De kunstenaar in hem werd voor velen pas zichtbaar toen hij de eigenzinnige beslissing nam om de lijst rond zijn schilderij aan te wijzen als het centrum van de artistieke creatie.
Zo verklaarde hij de periferie tot centrum - opnieuw een anarchistisch trekje - in Four Tops in 1985. Dit werk toont een dikke, vierkante lijst rondom een relatief kleine, lege ruimte. Op de vier hoeken loopt de lijst door in vier uitspringende vormen die samen een draaiing suggereren zoals ook de swastika, het oude sanskrietsymbool, doet. Bij Four Tops verschillen de vier echter van vorm; ieder staat voor een andere wolkenkrabber in New York: het World Trade Center, het Empire State Building, de Triumph Tower en het Chrysler Building. Tijdens zijn verblijf in New York in 1984 had Harald Vlugt alle tijd om de essentie van hun verschijning in zich op te nemen. Four Tops is helder van vorm en betekenis, om niet te zeggen: overduidelijk. Het bladbrons dat het hele beeld bedekt, geeft het als tegenwicht raffinement mee en wekt associaties met een geur van heiligheid. Deze in verband gebracht met vierkante nuchterheid en uitbouwsels die verwijzen naar financieel-economische machtscentra heeft door zijn paradox een lichtelijk humoristische uitwerking.
De dienende lijst verheffen tot een zelfstandig verschijnsel: dat veronderstelt het kunnen denken buiten traditionele kaders, het veronderstelt denken in betrekkelijke onafhankelijkheid en vrijheid. Het concept van de gesubstantiveerde lijst wordt een stap verder gevoerd in 1986 in New Regional Planning. Bij dit beeld, museaal van afmetingen, is de grotere centrale ruimte de laatste herinnering aan het
| |
| |
Harald Vlugt, ‘New Regional Planning’, 1986 hout en grafiet, 50 × 175 × 175 cm, Otterlo, Rijksmuseum Kröller-Möller.
Harald Vlugt, ‘Looking at the Stars’, 1989, hout, marmoleum, was en grafiet, 60 × 84 × 42 cm, privécollectie.
schilderij. De ‘lijst’ is ruim gestoffeerd met vides; alle twaalf hebben een eigen formaat. Dat betekent dat de schuine lijsten die naar de vides voeren allemaal een andere hoek maken, dus een andere lichtreflectie laten zien. Het houten beeld (als alle andere eigenhandig vervaardigd van multiplex) lijkt nog minder van hout vervaardigd dan Four Tops: door de bewerking van alle zijden met grafiet wordt het hout gedematerialiseerd en de kijker wordt in het onzekere gebracht omtrent het materiaal. New Regional Planning, waarop Vlugt met andere werken had gepreludeerd, verbindt op sobere wijze architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst; het is in al zijn ernst een ‘Gesamtkunstwerk’ en niet alleen in zijn afmetingen museaal.
| |
Het ovaal en zijn spanningen in Looking at the Stars
In 1989 introduceerde Harald Vlugt in enkele tweedimensionale werken de ovale lijst. De ovale lijst is met het Europese kunsthistorische verleden verbonden doordat hij veel werd toegepast in de tijd van de barok en het rokoko, onder meer in de zeventiende en achttiende eeuw. Terwijl de ronde lijst rust uitstraalt doordat van het centrum uit gemeten de vier krachtlijnen van een kruis even lang zijn, is er bij het ovaal sprake van ongelijkheid. De korte as verzet zich tegen deze ongelijkheid en de lange wil nóg meer gebied veroveren; zij maken door hun tegenstreven van het ovaal een dynamische vorm.
Deze dynamische vorm is twee maal aanwezig in Looking at the Stars (1989). Het bijzondere van het grote ovaal is dat dit schuin omhoog loopt. Het kleine ligt daarentegen waterpas. Ook deze contra-beweging verhoogt de dynamiek. In het blauwe en het zwarte marmoleum binnen de twee lijsten boorde Harald Vlugt gaatjes van verschillend formaat, die hij vulde met gele bijenwas; hij koos dus voor een plastische, niet voor een picturale aanduiding van de sterrenhemel. De staande wanden en de lijsten glanzen van het antracietkleurige grafiet, als in wedstrijd met het stralen van de gele sterren. Wie ertoe besluit om op dit compacte object de sterren nader te bekijken, moet zich - paradoxaal - voorover buigen.
| |
| |
Harald Vlugt, ‘Landshape’, 1985, hout en mixed media, 325 × 325 × 80 cm, Otterlo, Rijksmuseum Kröler-Müller.
| |
Vier disciplines geïntegreerd in Landshape
Bevatten Four Tops en New Regional Planning verwijzingen naar de stedebouw, Landshape uit 1985 is die architectuur zelf. Het beeld, dat 3,25 m hoog en even breed is, wekt een associatie met twee stadstorens met poorten. De lichte kleuren die overheersen: blauw en wolkig wit en de zigzagvorm van de beide ‘poorten’ doen anderzijds denken aan een kamerscherm. Landshape roept dus associaties op met de vrije natuur en met de binnenkamer. De panelen waaruit het is opgebouwd zijn beplakt met landschappen, terwijl de luchten geschilderd zijn. In de loop van de zeventiende eeuw kwam in de Hollandse landschapsschilderkunst de horizon geleidelijk aan steeds lager te liggen, zodat op den duur de voorbijdrijvende wolken steeds vaker het hoofdonderwerp gingen vormen. Het lijkt of Harald Vlugt bij deze ontwikkeling wilde aansluiten door de horizon nóg verder te verlagen. Bij Landshape schijnt het landschap voornamelijk aanwezig om de wolken op handen te dragen. Landshape, zo vakkundig en zorgvuldig gemaakt, brengt architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en collage geïntegreerd bij elkaar in een wederom museaal kunstwerk. Het is dankzij zijn verschillende disciplines, zijn afmetingen en zijn vorm op weg naar het environment, naar het totaal theater.
| |
Where Angels Dare, een collage
Vormde de collage een bescheiden onderdeel van Landshape, met ingang van 1987 gaat ze het hoofdbestanddeel vormen van Vlugts tweedimensionale werken. En zoals hij eerder een hele reeks vervaardigde van ‘lijst’- beeldhouwwerken, ontstaat nu een reeks collages. Collages werden vooral sinds 1918 in Berlijn vervaardigd door de dadaïsten. Sindsdien hebben kunstenaars internationaal onafgebroken van dit medium gebruik gemaakt. Het is een zeer geschikt middel als een kunstenaar zich wil bedienen van het citaat: het opnemen van een detail van een werk van een meestal beroemde voorganger en dit integreren in het eigen werk. De behoefte hieraan groeide in de Nederlandse beeldende kunst in de jaren zeventig en tachtig uit tot een mode.
Wil Harald Vlugt met zijn collages - die uit niets als citaten bestaan - deze mode op de hak nemen? Zijn collage Where Angels Dare uit
| |
| |
Harald Vlugt, ‘Where Angels Dare’, 1989, collage en mixed media, 95 × 95 cm, Parijs, Galerie Nikki Diana Marquardt.
1989 is een goed voorbeeld van zijn werkwijze. Gewoonlijk ontwerpt hij een stramien, een raster, waarop hij zijn compositie aanbrengt. Herhaaldelijk neemt het de vorm van een plein aan. Hier is het een lichtgroen meandermotief - dat al op Griekse vazen uit de achtste eeuw voor Christus te vinden is - met in de vier hoeken fijnmazige lichtrode rasters. Het vierkant ordent de vijf composities. Deze ordening doorbrekend rijst uit de centrale groep op de Nikè van Samotrace met haar machtige vleugels. Naast haar worden de uitverkorenen weggeleid door engelen op een vrij groot fragment uit het middenpaneel van Lucas van Leydens Laatste Oordeel.
Hier is Vlugts methode goed waar te nemen. Een op handen en voeten kruipende mens krijgt als beeldrijm een zwaan voor zich, twee zittende naakten evenzo twee rustende zwanen. Het futurologisch-bijbelse gebeuren van het Laatste Oordeel, gezien door zestiende-eeuwse ogen, krijgt door deze vogels uit onze werkelijkheid opeens een verhoogde werkelijkheidsgraad. Vooral dragen daartoe bij de twee grote vogels die geplaatst zijn als waarnemers van het centrale gebeuren.
In de hoeken zijn kleinere composities ontworpen waar gevleugelde wezens evenzeer het beeld bepalen. Zo wordt het engeltje bij het varken van Jef Koons - een recente aankoop van het Stedelijk Museum in Amsterdam, die veel stof deed opwaaien - rechts onder overschaduwd door een chimaera. En de Venus van Velasquez, links onder, krijgt onverwacht belangstelling van twee engelen en een putto. Het groepje pelikanen dat bij haar zijn opwachting komt maken, onttrekt de verbeelding van de schoonheid en de liefde aan de verheven ambiance van de Olympus en leidt ze naar meer realistische aardse dreven. Het understatement en de humor die wand- en vloerbeelden herhaaldelijk kenmerken is ook bij de collages te vinden. Hetzelfde kan gezegd worden van de vakkundige afwerking. Where Angels Dare heeft - net als veel andere collages van Harald Vlugt - een craquelé dat zich over het hele oppervlak verspreidt met de slinkse bedoeling hoge ouderdom te suggereren. Ook hierin schuilt een humoristische paradox. In ieder geval speelt deze collage, net als alle andere, een spel binnen traditionele kaders omdat zoveel materiaal ervan aan de traditie is ontleend.
| |
Achtergronden van het succes
Tenslotte rest nog het beantwoorden van de vraag naar het succes van het werk van Harald Vlugt uit de jaren 1985 tot 1990.
- Eerstens boden zijn ‘lijst’-beeldhouwwerken een vernieuwing binnen het geheel van de grensverleggende Nederlandse beeldhouwkunst; voor musea en innoverend verzamelende collectioneurs waren ze daarom aantrekkelijk.
- Zijn collages en het merendeel van zijn beelden houden zich niet met fundamentele vragen van beeldhouw- of schilderkunst bezig, maar bieden in plaats daarvan paradoxen, understatement en humor. Hierin mondde het vroegere anarchisme uit.
- De ‘lijst’-beelden tonen enige affiniteit met de internationale pop art zonder daar deel van uit te maken, de collages verhelen hun afkomst uit het dadaïsme niet. Dit suggereert zowel eigentijdsheid als vertrouwdheid.
| |
| |
- De invloed van de stedebouw, zowel in het drie- als het tweedimensionale werk, maakt de samenhang ervan zichtbaar.
- Het twee- en het driedimensionale werk bieden steeds weer stalen van perfect vakmanschap. In het verlengde hiervan en - merkwaardig genoeg - ook tegengesteld hieraan vertoont de huid van bepaalde werken neiging tot een intrigerende dematerialisatie. Welk materiaal zou er onder het bladbrons zitten? Wat verbergt het grafiet: staal of hout?
- De integratie van de vier disciplines: architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en collage is sinds de pop art en het environment actueel, maar valt ook aan te treffen in de historische barok- en rococo-interieurs. Dit maakt waardering mogelijk door verschillend georiënteerde belangstellenden.
- Het werk van Harald Vlugt biedt een heldere band met de Westeuropese cultuur in de vorm van de vele citaten, van oude motieven als de meander, van de suggestie van ouderdom door middel van craquelé of bladbrons. Zulk een culturele bagage bevestigt de status van kijker en bezitter.
- De collages, die niet alleen ons kunsthistorische verleden, maar ook de dierenwereld, de techniek, de sport en andere facetten van de samenleving overhoop halen, zijn onderhoudend en spannend als kijkboeken voor kinderen van acht tot tachtig jaar. Geen wonder dat het werk van Harald Vlugt zoveel furore maakt. Wil hij zijn positie handhaven, dan bieden werken als New Regional Planning en Landshape een steviger artistiek fundament dan het wat gemakkelijk karakter van de collages.
| |
Tentoonstellingen en literatuur (een keuze)
1985 |
New York, Stikker Stokkey Gallery (individueel). |
1987 |
Parijs, Galerie Nikki Diana Marquardt (id.).
Amsterdam, Museum Fodor, Gute Kameraden (samen met Aldert Mantje; catalogus met 28 illustraties, teksten van Frank Lubbers en Arno Vriends in het Nederlands en het Engels en een bio- bibliografie). |
1988 |
Villefranche-sur-Saône, Centre d'arts plastiques, Harald Vlugt (catalogus met 13 illustraties, teksten van Mathilde Roskam en Jérôme Sans in het Frans en een biobibliografie).
Venetië, 43e Biënnale, Palazzo Sagredo, La giovane scultura Olandese (catalogus met 4 illustraties, een inleiding van Gijs van Tuyl in het Engels en het Italiaans en een bio- bibliografie). |
1989 |
Parijs, Galerie Nikki Diana Marquardt, Minimal baroque, Harald Vlugt (publikatie met 27 illustraties, tekst van IJsbrand van Veelen in het Frans en het Engels en een bibliografie van Veelen, ‘Minimaal baroque: Harald Vlugt’, in Lapiz, International Art Magazine, jg. 7, December 1989, Nr. 63, blz. 54-61, 9 illustraties. |
1990 |
Bonn, Landesmuseum, ‘Schräg’ (groepstentoonstelling in oktober, catalogus met 4 illustraties). |
Adres: Egelantiersstraat 166 c, 1015 PS Amsterdam.
Copyrights: Edo Kuipers, Amsterdam.
|
|