| |
| |
| |
Jaap Kruithof (o1929) (Foto Patrick de Spiegelaere).
| |
| |
| |
De morele en ideologische bewogenheid van Jaap Kruithof
Jacques de Visscher
JACQUES DE VISSCHER
werd geboren in 1943 te Gent. Studeerde aan de Gentse Rijksuniversiteit en aan het Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas te Gent, waar hij kunstfilosofe en filosofie van het wonen doceert.
Hij publiceerde o.a. ‘De immorele mens’ (1975); ‘Kunst als spiegel voor de mens’ (1983), ‘Het geperverteerde verlangen. Ethiek en metafysiek in Shakespeares Macbeth’ (1988); ‘Het verhaal van de kunst’ (1990) en ’Franz Kafka of de ellende van de vrijgezel’ (1990).
Adres: Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas, Zwartezustersstraat 34, B-9000 Gent
Al vele jaren voert Jaap Kruithof, geboren in 1929, hoogleraar wijsbegeerte aan de Gentse Rijksuniversiteit op meerdere fronten strijd. Terecht gelooft hij in de macht van het woord, want zonder het stichtende en corrigerende spreken en schrijven is geen cultuur, en dientengevolge geen politiek, moreel besef of religiositeit mogelijk. De mens, het enige wezen dat spreekt en geschiedenis maakt, heeft nu eenmaal de taak om zijn wereld tot een kosmos uit te bouwen en er voor te zorgen dat deze kosmos een kosmos blijft en dus niet in een chaos ontaardt. In dat perspectief ligt het voor de hand dat de waakzame mens - en die waakzaamheid moet men in de eerste instantie toch van de filosoof verwachten - zich in de huidige hoog geïndustrialiseerde samenleving zorgen maakt om het behoud van een evenwichtig eco-systeem. De problemen op langere termijn zijn vraagstukken van planetaire aard geworden, en niemand met enig verantwoordelijkheidsbesef kan zich aan deze problematiek onttrekken.
Hiermee is het gezichtspunt aangeduid van waaruit Jaap Kruithof sedert enkele jaren zijn ideologische oppositie in Vlaanderen voert. Hij is immers van oordeel dat de huidige beleidsvoerders al te weinig waakzaam zijn en dat het grootste gedeelte van de bevolking zich helemaal niet realiseert dat de gangbare lichtzinnige zorgeloosheid over de toekomst van onze planeet, die hij als dusdanig belangrijk en waardevol vindt, fataal zou kunnen zijn. Sedert de publikatie in 1985 van zijn boek, De mens aan de grens hamert Kruithof steeds opnieuw op dit thema. In tientallen voordrachten, radiotoespraken, televisiedebatten, optredens tijdens colloquia of kranteninterviews zorgt hij er voor dat dit thema aan de orde komt. Ook bij de viering van Kruithofs zestigste verjaardag, waarmee de uitgave van een feestbundel, Dwarsdenken is verbonden, heeft deze thematiek heel veel aandacht gekregen. Collega's en medewerkers hebben, zoals gebruikelijk is in een dergelijke feestbundel,
| |
| |
een aspect gehaald uit datgene wat Kruithof tijdens zijn loopbaan heeft geïnteresseerd. Hierbij is het opvallend dat het grootste gedeelte van de aangeboden teksten aan de milieuproblematiek, de medische ethiek en aan de politieke filosofie is gewijd: drie specialisaties die voor de gevierde ongetwijfeld structureel met elkaar zijn verbonden.
Heeft Jaap Kruithof zich steeds met de ecologische vragen beziggehouden? Dit kan moeilijk zo zijn; zoals bekend studeerde hij aanvankelijk geschiedenis en toonde een grote belangstelling voor de kwantitatieve geschiedenis die zijn eerste (Gentse) leermeester, Jan Dhondt (1915-1972), graag beoefende; bij Professor Dhondt was Kruithof trouwens wetenschappelijk medewerker in de periode 1954-1959. Zijn scriptie over de demografie en de sociale samenstelling van de bevolking in een aantal Belgische grote steden in de negentiende eeuw verraadt ongetwijfeld een maatschappelijke en politieke belangstelling die hij tot op de dag van vandaag heeft behouden en die zijn ecofilosofie alleen maar kan ondersteunen.
Hoewel hij er het talent voor had, is Kruithof in ons land toch niet als historicus bekend geworden, wel als filosoof en ideoloog. Ongeveer gelijktijdig met zijn studie geschiedenis aan de Gentse Rijksuniversiteit, studeerde hij ook wijsbegeerte. In dit vakgebied had hij een andere eminente leermeester als professor, de veelzijdige Edgar De Bruyne (1898-1959), die niet alleen een goed moraalfilosoof was maar bovendien een internationale faam genoot vanwege zijn publikaties in het vlak van de geschiedenis van de esthetica; nog steeds is zijn uitvoerige Etudes d'esthétique Médiévale (1946) een gretig geraadpleegd werk. Onder leiding van deze Edgar De Bruyne - die ook in het politieke leven actief was, werkte Kruithof zich in in de wijsbegeerte van G.W.F. Hegel (1770-1831), een Duits filosoof met een indrukwekkend oeuvre en een even indrukwekkende invloed in allerlei takken van het culturele en maatschappelijke leven. Na de gebruikelijke scriptie promoveerde Kruithof met het proefschrift Het uitgangspunt van Hegels ontologie (1959). Deze dissertatie wordt nog steeds door specialisten hogelijk gewaardeerd; ook de eminente Leuvense hoogleraar, wijlen Alphonse De Waelhens (1911-1981) sprak in zijn colleges met veel lof over dit werk. In dit perspectief betreuren velen het dat Kruithof, die tegelijk historicus en wijsgeer is en zich in de periode 1952-1953 bij de beste Parijse professoren (Jean Hyppolite, Eric Weil en Maurice Merleau-Ponty) ging ver volmaken, in die richting niet is verder gegaan. Afgezien van een kleine publikatie (in samenwerking met Freddy Mortier) en een televisiediscussie die ik mocht leiden (B.R.T.- Fundamenten, 1981), en waaraan ook de Nederlandse Hegelkenner Ad Peperzak deelnam, heeft Kruithof zich nog nauwelijks met Hegel beziggehouden. De studie van de wijsgerige teksten maakte vlug plaats voor de politieke filosofie en de marxistische ideologie. Op die manier heeft hij vanaf de jaren
zestig in vrijzinnig Vlaanderen - vooral in humanistische kringen - zijn stem laten horen. Eveneens in de jaren zestig engageerde hij zich sterk met de linkse tendens van de toenmalige Belgische Socialistische Partij; op een bepaald ogenblik was hij zelfs hoofdredacteur van het weekblad Links. Later heeft zijn politiek engagement zich meer en meer in de zin van de ecologie en van een grote bezorgdheid voor de Noord/Zuid-
| |
| |
problematiek geprofileerd. Meer details uit Kruithofs biografie kan men vinden in het inleidend hoofdstuk van Hugo Van den Enden, samensteller van het huldeboek Dwarsdenken. Hier in dit portret van Kruithof wil ik op drie grote thema's uit Kruithofs intellectuele loopbaan ingaan: ethiek en zingeving, de NoordZuidproblematiek en tenslotte de ecoreligiositeit. Vooraf toch nog dit: Kruithof is een goed muzikant, een kenner van een groot aantal composities; hij heeft, zoals over zovele andere zaken, uitgesproken meningen over muziek. Alleen heeft hij in die richting - tenzij heel lang geleden - weinig of niets gepubliceerd. Dit gebied is in het huldeboek ook niet in een van de bijdragen onderzocht. Dat is wel jammer.
| |
Ethiek en zingeving
Het meeste van wat Kruithof heeft gepubliceerd, heeft met ethiek te maken. Dit is niet verwonderlijk gezien zijn calvinistische achtergrond en het feit dat hij aan de Gentse Rijksuniversiteit al ruim dertig jaar de leerstoel moraalfilosofie bekleedt (ook de metafysica behoort tot Kruithofs leeropdracht, maar daarvoor schijnt hij, helaas, minder te voelen, zodat deze belangrijke tak in Gent wat verwaarloosd is gebleven). In De zingever (1968) en in Ethicologie (1973) levert de auteur een systematische analyse van de structuur van het zinvolle handelen en van het morele bewustzijn. Het eerstgenoemde werk is groots van opzet en wil alle componenten van de antropologie of menskunde in kaart brengen, gaande van de kleinste handelingseenheden tot de globale zingeving. Uiteindelijk is het Kruithofs opzet om niet alleen het politieke gebeuren te begrijpen, maar vooral om de intellectuele grondslagen voor het politieke handelen te verzamelen. Zijn voorbeelden haalt hij trouwens zo vaak uit de internationale politiek van die tijd, in het bijzonder de Amerikaanse inmenging in de strategische betekenis van de Vietnamese burgeroorlog - een thema dat in de tweede helft van de jaren zestig het linkse intellectuele bewustzijn heeft gedomineerd. Uiteindelijk realiseert Kruihof zich in zijn boek dat het politieke niet de hele problematiek van de zingeving kan bepalen. Wat echter niet belet dat voor hem de belangrijkste vragen waarvoor de mens in de tweede helft van de twintigste eeuw staat, met het nihilisme en de opheffing van de vervreemding te maken hebben. De auteur stelt zich de vraag of de vervreemding kan worden opgeheven en of er op dit gebied vooruitgang mogelijk is? In zijn antwoord toont Kruithof zich geen utopist, wil hij het christendom niet volgen, ook niet een naief marxisme dat definitieve oplossingen zou kunnen bieden. Hij houdt wel een pleidooi voor de democratische besluitvorming en voor rechtvaardige sociaal- economische
verhoudingen die een eind moeten maken aan de onmenselijke arbeidsverhoudingen. Zijn besluit is tegelijk optimistisch en relativistisch: ‘Op ideologisch gebied zal de mens er wellicht in slagen veel gealiëneerde vormen van zingeving te laten verdwijnen. Metafysische interpretaties, waarin de wereld onderge schikt gemaakt wordt aan een ideële realiteit, zullen als projecties ontmaskerd worden, het geloof in het absolute zal verdwijnen. In de plaats daarvan zal de mens een meer realistisch en relativistisch zingevingssysteem opbouwen. Een systeem dat de bestaande werkelijkheid wel overtreft, maar de grenzen van de reële toekomstige mogelijkheden niet te buiten gaat’.
Deze gedachte - waarvan de verwezenlijking zeker niet op korte termijn kan plaatsvinden - is de gouden draad geworden in het hele werk van Kruithof, wat niet belet dat hij, al naar gelang de omstandigheden, aan de ‘realistische en relativistische zingevingsystemen’ een voor hem meer concrete invulling heeft gegeven in de zin van een ‘linkse progressiviteit’ en een ‘anti-burgerlijke moraal’. Dit is voor hem trouwens ook het criterium om het intellectuele werk van anderen te beoordelen en eventueel ook te veroordelen.
Voor Kruithof is er geen (socialistische en anti-kapitalistische) zingeving zonder vrijheid mogelijk. Maar, zoals uit de lectuur van Ethicologie. Inleiding tot de studie van het morele verschijnsel blijkt, geldt het hier geen vrijheid omwille van de vrijheid alleen die de mens zou vergoddelijken, integendeel; die vrijheid dient een engagement dat een rechtvaardiger maatschappij moet voorbereiden. Steeds hechtte
| |
| |
deze moraalfilosoof een groot belang aan de kennis en aan de wetenschap. Maar opnieuw gaat het hier niet om een vrijblijvende wetenschap, maar om wetenschappers die zich van hun sociale en politieke verantwoordelijkheid bewust zijn. Hij maakt zich zorgen over de ethische besluiteloosheid en morele neutraliteit: ‘Wie van oordeel is dat de waarde-oordelen over het beste of het betere maatschappelijke systeem niet redelijk te funderen zijn, louter arbitrair zijn en daarom denkt dat elke wetenschapper zich van dergelijk soort oordelen moet onthouden, stelt in feite de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek in dienst van om het even welk soort politiek regime. Wie niet wil kiezen tussen socialisme en kapitalisme/fascisme versterkt door zijn onthouding laatstgenoemde ideologie. En als, zoals wij menen, een machtsaangroei van het kapitalisme tot grote wereldrampen kan leiden, is zijn houding gevaarlijk’. Hiermee is de basisgedachte gegeven die een beslissende rol in Kruithofs bewogenheid ten aanzien van de Noord-Zuidproblematiek en van de eco-religiositeit speelt. Dat wil zeggen dat hij ethiek met wetenschap wil verbinden - wat een antiek Grieks ideaal is - om het juiste inzicht voor het juiste handelen te verwerven.
| |
De Noord-Zuidproblematiek
Zoals bekend heerst er een enorme economische kloof tussen het rijke Westen en de Derde Wereld-landen die zich grosso modo respectievelijk op het Noordelijke en Zuidelijk halfrond van de wereld bevinden. Hiermee wordt niet beweerd dat de armoede in Europa, Noord-Amerika, de Arabische wereld en in Noordoost Azië zou zijn verdwenen of dat er in deze landen ook geen sociaal-economische uitbuiting meer zou zijn. Alleen is de kloof tussen Noord en Zuid nog zoveel schrijnender in Afrika, het hele Zuidelijke gedeelte van Azië, in Indonesië en Zuid-Amerika. Er is in de ogen van Kruithof nog meer. De afgelopen jaren hebben de bewegingen en partijen, die zich traditioneel met de eisen en rechten van het proletariaat hebben beziggehouden, een wat enge politiek gevoerd. Ze zijn sociaaldemocraten geworden die eerder de klassenverzoening dan de klassenstrijd nastreven. Daar komt nog bij, zo betoogt Kruithof in heel wat artikelen en voordrachten, dat de Westerse arbeidersklasse haar verhoogde levensstandaard en welvaart te danken heeft aan een meedogenloze economische expansie die ten koste van de welvaart van de Derde Wereld plaats vindt. Op die manier is in het Westen een solidariteit tussen bourgeoisie en arbeidersklasse ontstaan die haaks op de ethische bewogenheid van het socialisme staat en die een breuk met de internationale solidariteit betekent. Vandaar dat er een alliantie tot stand is gekomen tussen enerzijds de Westerse burgerij en de Westerse arbeidersklasse en anderzijds de feodale burgerlijke krachten van het Zuiden tegen de massa van armen en onderdrukten van de Derde Wereld. Een andere houding heeft zich de laatste tijd zeker niet ontwikkeld en de zo vaak geroemde hulp aan de landen in ontwikkeling - waarbij steeds de Westerse norm van ontwikkeling wordt gehanteerd - komt pas op gang wanneer zich redenen van opportuniteit opdringen.
Deze nieuwe wereldsituatie, die Karl Marx in de negentiende eeuw niet kon voorzien, heeft Kruithof tot een andere visie op marxisme en socialisme gebracht. In de inleiding tot het eerste deel van zijn ‘magnum
| |
| |
opus’, Arbeid en lust schrijft hij hierover het volgende: ‘De marxistische boodschap heeft in de twintigste eeuw een planetaire betekenis gekregen, maar de interpretatie ervan door de Noordelijke ideologen verdient argwaan. Terwijl de revolutie zich eerst van West-Europa, daarna van het hele Noorden verwijderde, bleven de meeste Westerse marxisten egocentrisch, Europacentrisch of Noord-centrisch denken. Telkens werden argumenten ontwikkeld om vorige vergissingen te verdoezelen of zo te interpreteren dat men ‘bewees’ toch gelijk gehad te hebben. Alles moest tenslotte in een ouderwetse blanke visie geïntegreerd worden. Die praktijken zijn te vergelijken met de inspanningen van christelijke theologen die al eeuwenlang een onwetenschappelijk wereldbeeld overeind willen houden. Ze erkennen dit niet en maken van dit niet erkennen hun beroep’.
Egocentrisme van de Westerse ideologen - later zal Kruithof ze de antropocentristen noemen - de planetaire problematiek en de onmacht van het traditionele christendom, dat hij in het verleden meer dan eens genadeloos heeft bekritiseerd, vormen de basis voor wat Kruithof in zijn eco-religiositeit de laatste tijd voorhoudt.
| |
Eco-religiositeit
Toen in het najaar van 1985 De mens aan de grens. Over religiositeit, godsdienst en antropocentrisme verscheen, hebben heel wat mensen, vooral hardnekkige atheïstische humanisten in Vlaanderen die de intellectuele loopbaan van de auteur wat hadden gevolgd, zich afgevraagd of Jaap Kruithof nu religieus geworden was en op de mystieke toer zou gaan. Dit was een vraag vermengd met angst, want de vrijzinnigheid en het humanisme in Vlaanderen zijn traditioneel anti-godsdienstige bewegingen geweest en putten uit het anti-clericalisme hun bestaansvoorwaarde. Als nu opeens een van de meest strijdvaardige vertegenwoordigers van de Vlaamse vrijzinnige stroming naar het andere kamp zou overlopen - wat ideologische groepen meer overkomt - dan zou dat een zware klap hebben betekend. Kruithof is niet naar dit ‘andere kamp’ overgelopen en is geen katholiek geworden. Hij heeft alleen binnen zijn eigen intellectuele ontwikkeling enkele accenten verlegd. Een religieuze bewondering voor het kosmische heelal - hoe vaag ook geformuleerd - is Kruithof nooit vreemd geweest, daarbij heeft hij steeds sympathie gehad voor mensen - in het bijzonder de Zuidamerikaan Camillo Torres - die vanuit een authentiek evangelische inspiratie strijdvaardig voor de verdrukten van het kapitalisme zijn opgekomen. Nieuw is echter wel het groeiende eco-bewustzijn dat zich in de Westerse wereld heeft ontwikkeld sedert de publikatie van het Rapport van de Club van Rome waarin de wereld werd gewaarschuwd voor de vervuiling, de uitputting van de grondstoffen en de verstoring van het ecologisch evenwicht. Maar zo impliceert dit nog geen religiositeit, zolang het sacrale of het heilige en de relatie van de mens tot dit heilige niet ter sprake komen. Dat hij dit nu, weliswaar buiten alle théïsme en institutionele godsdienstigheid om, ontwikkelt, is in Kruithofs intellectueel avontuur nieuw. Zijn filosofische onderbouwing van deze religiositeit is echter helemaal
niet nieuw, aangezien hij van oordeel blijft dat, om betrouwbaar te zijn, het religieuze totaliteitsbesef op wetenschappelijke inzichten moet steunen. Ook blijft hij bij enkele traditioneel marxistische concepten, zodat het logisch is dat Kruithof zijn religiositeit ideologisch noemt. Nagenoeg alle wijsgerige argumenten waarop hij in het verleden een beroep deed om het linkse socialisme te verdedigen, brengt hij vandaag de dag aan om de eco-religiositeit te verdedigen. Nu schijnt hij het heilige van de kosmische totaliteit te beklemtonen om op een beslissende manier van de idee afstand te nemen dat de mens het centrum moet zijn en tegelijk de maat van alles. De kritiek op het antropocentrisme en egoïsme is dan ook bijzonder bewogen.
Op het einde van zijn boek, De mens aan de grens, geeft Kruithof een overzicht van zijn ontwikkeling: ‘Drie huizen heb ik bewoond. Het eerste, het protestantse, was het milieu waarin ik als kind opgroeide. Ik verliet het als jonge man, omdat mijn wetenschappelijke opleiding me van alle ingeprente geloofswaar- | |
| |
den verwijderde. Mijn tweede woonst was die van de humanisten, de bewuste niet-gelovigen die de autonomie van de mens verdedigen. Als zij, alleen aan zichzelf denkend, het buitenmenselijke blijven opofferen en hun uitgangspunten niet wijzigen, moet ik ook dat milieu vaarwel zeggen. In het derde huis, dat van het socialisme - niet te verwarren met de sociaal-democratie - blijf ik wonen. Ik zal mijn solidariteit met allen die de kapitalistische onderdrukking van de mens door de mens bestrijden nooit opgeven. Op voorwaarde dat in de socialistische visie ook de planetaire totaliteit met alles wat daarin leeft de waarde krijgt die haar toekomt’.
Met deze belijdenis heeft Jaap Kruithof het
het programma van zijn meest recent activiteiten een perspectief gegeven. Hierbij wil hij een zaak niet vergeten: in de actie moet men samen met gelijkgezinden kunnen werken. Dat betekent in de huidige ideologische constellatie in Vlaanderen dat men de eigen zuil moet doorbreken om de gelijkgezinde in de andere zuil op te sporen. Vandaar zijn samenwerking met de katholieke theoloog Georges De Schrijver en de protestantse theoloog Cesar Lecompte in de Club van Antwerpen, een denkgroep die in 1985 is gesticht en waarin over maatschappelijke vernieuwing wordt nagedacht. Op die manier blijft de beweging die destijds, in de jaren zestig, onder meer door zijn collega Leo Apostel, op gang werd gebracht, verder leven: dit open pluralisme dat in de officiële instellingen, die door het rijk worden betaald, geen enkele kans maakt, krijgt hier een schuchtere speelruimte.
Jaap Kruithof is uit het cultureel-intellectuele leven in Vlaanderen niet weg te denken. Hij begon zijn loopbaan als een typische academicus: louter universitair. Van de traditionele filosofie of van de wetenschappelijke geschiedbeoefening is hij afgestapt om zich in de ideologische strijd te gooien. Hierbij heeft de morele bewogenheid voor de gigantische Noord-Zuid-tegenstelling en voor het behoud van het ecologische evenwicht prioriteit gekregen.
| |
Bibliografie:
Dwarsdenken. Omtrent Jaap Kruithof (Berchem, EPO, 1989) bevat bijdragen van Ludo Abicht, Leo Apostel, Dirk Batens, Rudolf Boehm, Karel Boullart, Jan Buelens, Bob Carlier, Ronald Commers, Herman De Ley, Frank De Roose, Georges De Schrijver, Wim De Temmerman, Hubert Dethier, Cesar Lecompte, Freddy Mortier, Armand Phalet, Rik Pinxten, Koen Raes, Jean-Paul Van Bendegem, Fernand Vandamme, Gie Van den Berghe, Chris Vanstraelen, Freddy Verbruggen en Etienne Vermeersch; de redakteur is Hugo Van den Enden.
| |
Jaap Kruithofs boeken zijn:
Het uitgangspunt van Hegels ontologie, De Tempel, Brugge, 1959. |
De zingever. Een inleiding tot de studie van de mens als betekenend, waarderend en agerend wezen, Paul Brand, Hilversum, 1968. |
Ethicologie. Inleiding tot de studie van het morele verschijnsel, Meppel, Boom, 1973. |
Links en rechts. Kritische opstellen over politiek en kultuur. EPO, Berchem, 1983. |
Vrijheid en vervreemding. Kritische opstellen over ethiek en sociale wetenschappen. EPO, Berchem 1984. |
Arbeid en lust (deel 1). EPO, Berchem, 1984. |
De mens aan de grens Over religiositeit, godsdienst en antropocentrisme. EPO, Berchem, 1985. Arbeid en lust (deel 2). EPO, Berchem, 1986. |
| |
Jaap Kruithof publiceerde in samenwerking met:
jos van ussel, Jeugd voor de muur, Ontwikkeling, Antwerpen, 1963. |
ignace geurts, De seksualiteit herzien (Huldeboek Jos Van Ussel). Van Loghum Slaterus, Deventer, 1979. |
freddy mortier, De arbeid in Hegels filosofie. Leon Lesoil, Antwerpen, 1982. |
club van antwerpen, Teksten voor de 2lste eeuw. EPO, Berchem, 1988. |
georges de schrijver, Naar een nieuwe religiositeit, in: Een bevrijdend woord, jrg. 6, extra nummer, 1989. |
|
|