De kunst van de beschouwing
Er zijn boeken die om recensies vragen, en er zijn er die ze niet verdragen. Tot deze laatste categorie behoort het boek van Bart Verschaffel De glans der dingen. De fascinatie die ervan uitgaat, want het is een fascinerend boek, ligt in het feit dat het zich aan elke greep onttrekt, dat het steeds op de vlucht is en elke poging tot samenvatting, tot beschrijving of indeling afwijst, terwijl het er toch steeds toe blijft uitnodigen. De ondertitel luidt ‘Studies en kritieken over kunst en cultuur’, maar dit zou even goed ‘Essays’ tout court kunnen zijn.
Zoals de titel suggereert, gaat het over de glans der dingen, maar niet alleen in de voor de hand liggende betekenis alsof dingen enkel glansrijk en betoverend zouden zijn. De dingen zijn stom, maar ook in staat om te tonen wat niet meer te zien is. Het gaat echter over veel meer dan over dingen en hun mogelijke glans.
Maar ik trap zelf al in de val door me te laten verleiden om de inhoud van dit boek te parafraseren en op een andere manier te willen zeggen wat in het boek staat. De tekst in het boek zegt wat hij te zeggen heeft op de enige mogelijke wijze waarop deze gezegd kan worden. Alle commentaar druipt er van af als water van een eend. Als er iets is wat dit boek duidelijk maakt, dan is het dat teksten, zoals dingen, niet te interpreteren zijn, dat men ze moet nemen zoals ze zijn, ze moet respecteren in hun onvertaalbare eigenheid. Men kan er mee omgaan, erbij en er in vertoeven, er in binnentreden en er weer van heengaan zonder de ruimte van de beschouwing die ze scheppen te verlaten. Men kan ze bezoeken zoals bijen de bloemen. Die teksten veronderstellen, om een term van Jacob Burckhardt aan te wenden, ‘die Kunst der Betrachtung’, de wil, de kunst van de beschouwing.
Ergens citeert Verschaffel Paul Valéry - hij citeert veel, want hij leeft zelf in die wereld van teksten; hij heeft zelfs een essay over het citeren -. Paul Valéry beweert dat men binnenkort streng afgezonderde kloosters zal moeten bouwen om te ontkomen aan het moderne levensgevoel dat het moet hebben van de snelheid, het getal, de massa, de verrassing, de herhaling, de nieuwigheid en de lichtgelovigheid. Het boek over de Glans der Dingen is een soortgelijk klooster. Men moet er binnentreden om de geheime charmes ervan te ontdekken en te kunnen ervaren. Het meest charmante is echter nog dat wie zich in die afzondering waagt, ineens bemerkt dat hij temidden van de actualiteit waaruit hij zich afzonderde terecht is gekomen. Die afzondering is immers helemaal niet wereldvreemd, maar verbergt juist de enige geheime toegang tot die wereld.
Men moet zich door de gangen van die zinnen laten leiden, men moet zich instellen op het ritme van hun adem, maar men moet er zich ook aan kunnen onttrekken om stil te blijven bij de verrassing van een heel gewoon woord dat daar ineens heel vreemd en eenzaam in zijn samenvoeging van lettertekens op een wit blad staat.
Verwacht dus niet dat ik u vertel waarover dit boek gaat. Het gaat over niets en over alles. Zelfs in de inhoudsopgave ervaart men dit reeds. Ik wil enkel één passage citeren uit het eerste essay ‘Hermes’. Dit essay en dus het boek begint als volgt: ‘Hermes, zoon van Zeus, was een geboren dief en leugenaar. Zijn vader kwam onder de indruk van het gemak waarmee de jonge god kon babbelen, en benoemde hem tot boodschapper van de goden, op voorwaarde dat hij ophield met stelen en liegen. En Hermes beloofde het liegen te laten, als hij maar niet gebonden was de hele waarheid te vertellen. De heraut der goden, die tussen goden en mensen gaat, het schrift heeft geschonken, de zijnssferen verbindt en mengt, is nooit helemaal betrouwbaar. Hij liegt wel niet, maar wordt met genoegen slecht begrepen. Het wordt nooit geheel duidelijk wat de goden met de mensen te maken hebben, wat het geschrevene betekent’. Wie zo'n aanhef niet boeiend of irritant genoeg vindt om verder te lezen, mag het boek vergeten. Wie wel verder wil, zal, zoals het bij een soortgelijk boek hoort, enige moeite moeten doen om het boek te bemachtigen. Het boek dringt zich niet op. Het vult geen étalages. Het heeft niet eens een uitgever. En van een uitgave in eigen beheer kan er helemaal geen sprake zijn. Op de allerlaatste pagina van het boek leest men in kleine letters dat het gedistribueerd wordt door ‘Vlees en beton’, p/a Lange Nieuwstraat 29, 2800 Mechelen. Die tip kan uw boekhandel helpen het boek op te sporen.
Geert Bekaert
bart verschaffel, De glans der dingen. Studies en kritieken over kunst en cultuur, Laat xxe-eeuws Genootschap, Damme, 1989, 188 p.