Nederlandse taal-en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij
Josef Kempen laat ons weten dat dr. K.H. Kauls onlangs het ‘Bundesverdienstkreuz’ heeft gekregen. Kauls was in 1959, toen Kempen als eerste een oproep publiceerde om van het Nederlands een keuzevak te maken aan de Duitse ‘Realschulen’, de enige leraar in die onderwijstak die reageerde en het Nederlands op het programma van zijn school plaatste.
Kempen herinnert eraan dat de Nederlandse taal en cultuur toentertijd een enorme blinde vlek waren op de Duitse landkaart en dat ook Kauls tal van hindernissen en vooroordelen heeft moeten overwinnen om het nieuwe vak een kans op overleving te bieden. Dat heeft Kauls met veel inzet en geestdrift gedaan. ‘De schaarse pioniers hadden het toen niet gemakkelijk om bij de lichtgeraakte buur discreet nieuwe vriendschapsbanden aan te knopen. K.H. Kauls heeft die krachttoer met zijn onvermoeibare, taktvolle arbeid voorbeeldig volbracht,’ aldus Kempen. Daarnaast heeft hij ook schrijvend en docerend meegewerkt aan de ontwikkeling van het jonge keuzevak.
Nu is K.H. Kauls al jaren met pensioen, wat hem niet verhindert voor ‘zijn’ Nederlands te blijven ijveren. Zo heeft hij - toen hij al bijna helemaal blind geworden was - in zijn vroegere school de fakkel aan verschillende collega's kunnen doorgeven, collega's die hij privé Nederlands heeft geleerd.
Samen met Josef Kempen besluit ik: ‘Jetzt erhielt der “Ritter im belgischen Kronorden” das Bundesverdienstkreuz. Wir gratulieren herzlichst!’
Meer dan driehonderd dichtbedrukte en van ‘Gründlichkeit’ stijf staande bladzijden over Parteipolitik und ‘Sprachenstreit’ in Belgien, dat kan alleen uit Duitsland komen. Ook de naam van de auteur, sedert 1987 medewerker bij het Europees Parlement, laat daar geen twijfel over bestaan: Horst Siegemund.
(Verlag Peter Lang GmbH, Frankfurt am Main, 1989 - Band 40 der Beiträge zur Politikwissenschaft, ISBN 3-631-41809-4).
Ik vertaal de CIP-gegevens van het boek, omdat die duidelijk maken wat de auteur onderzocht heeft: de gevolgen van de tegenstellingen tussen de Nederlandse en de Franse taalgemeenschap in België voor de traditionele regeringspartijen van het land; een onderzoek naar de ontwikkeling van een maatschappelijke conflictlijn in de Belgische ‘consociational democracy’ en naar de poging om tot een politieke institutionalisering ervan te komen.
In zijn inleidende hoofdstukken verklaart Siegemund zijn opzet, het begrip ‘consociational democracy’ en het Belgische staatsbestel nader. Daarna gaat hij dieper in op het ontstaan en de evolutie van de traditionele partijen (tot 1958), de politieke doorbraak van de taaltegenstellingen en de aanpassing daaraan van de politieke krachten (1958-1968), de ontwikkeling van de politieke partijen na 1968 en tenslotte de staatshervorming.
Op pagina 307 vindt de lezer een ‘Zusammenfassende Kritik’ die aantoont dat de auteur zich niet verliest in zijn politiekwetenschappelijke theorieën. Een helder beeld van de Belgische toekomst heeft ook Siegemund niet: ‘De politieke cultuur en de politieke instellingen in het noorden en het zuiden van België ontwikkelen zich verder uit elkaar’, maar ‘de politiek-institutionele omstandigheden remmen de federalisering van het land, die wel eens als onontkoombaar wordt voorgesteld.’ We zijn er zo te zien nog lang niet uit.
Jan Deloof