werd één van de belangrijkste maatstaven bij het aanvullen van de collectie, waarin sindsdien steeds meer aandacht werd besteed aan de eigentijdse kunst.
Ook in Amsterdam kon de collectie met buitengewone prenten en tekeningen worden uitgebreid, met Breitners, Toorops en Bosbooms. En het zijn deze laatste die, in het sluitstuk van de expositie, met de prenten van Egon Schiele en Gustav Klimt worden geconfronteerd.
Het lag in de bedoeling van de samenstellers van de tentoonstelling niet alleen prenten de revue te laten passeren, maar vooral grote meesters in de prentkunst met elkaar te confronteren. Daarom hingen de prenten in groepen, zonder dat ze daarom protagonisten zouden zijn van eenzelfde beweging. Een centrale positie in ‘Ontmoetingen’ nam Rembrandt in, die met niet minder dan tien tekeningen het uitgebreidst was te zien.
De oudste prenten, uit de vijftiende eeuw, waren nog niet voorzien van een signatuur waaruit de naam van de maker kon worden afgeleid. Men spreekt van de Meester E.S. of Meester van het Amsterdamse Kabinet (Meester van het Hausbuch). Op de expositie hingen scabreuze prenten, gewaagde taferelen als ‘Liebespaar auf einor Rasenbank’ van de Meester E.S. of middeleeuwse idyllische scènes die een goed beeld geven van de toenmalige zeden.
De groepen, die door de samenstellers uit een keuze van vier eeuwen prentkunst werden gevormd, waren vaak heel verrassend: Dürer, Golzius en De Gheyn; Altdorfer en Segers; Rubens en Watteau. Ze geven een panorama van de hoogtepunten uit de schatkamers van het Rijksprentenkabinet en de Weense Albertina.
Rembrandt van Rijn echter kreeg een aparte zaal, omdat de beide musea van deze grootmeester der tekenkunst rijk geschakeerde ensembles bewaren. Een aantal van de mooiste bladen demonstreerden op ‘Ontmoetingen’ het veelzijdig meesterschap van Rembrandt.
Paul Depondt