Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 33 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 33

(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wat heten goede kinderboeken

Heb je geen goed kinderboek over...? Is dit wel een goed boek voor mijn zoontje? Wat zijn goede kinderboeken? Met dergelijke vragen worden tal van ouders, leerkrachten, bibliothecarissen, boekhandelaren, uitgevers, critici enz. geregeld geconfronteerd.

Anne de Vries gaat uit van een enigszins andere vraag: wat heten goede kinderboeken. De auteur onderzoekt hiervoor de opvattingen over kinderliteratuur in Nederland na 1880: hij bestudeert in de eerste plaats algemene beschouwingen over kinderliteratuur, omdat deze een meer bezonken en minder toevallig beeld geven. Als aanvulling hierop gaat hij na in hoeverre de verschillende benaderingen terug te vinden zijn in recensies, hoe ze samenhangen met meningen over kinderliteratuur, over het kind en over literatuur in het algemeen en wat hun invloed is op koop- en leesgedrag. Het boeiende van de historische aanpak is, dat ze de voedingsbodem kan blootleggen, van de actuele discussies, waarbij soms merkwaardige parallellen, constanten of evoluties opduiken.

In een korte inleiding schetst De Vries het ontstaan van een afzonderlijke kinderliteratuur tijdens de Verlichting en vat hij bondig de inzichten samen van de markantste critici van kinderliteratuur vóór 1880, waaruit blijkt dat er ook toen reeds heftige discussies over het moraliseren gevoerd werden.

Aan het einde van de negentiende eeuw kwam er steeds meer belangstelling voor kinderliteratuur, in veel gevallen samengaand met de opkomende schoolbibliotheken. Onderwijzers als Stamperius en Koenen stimuleerden deze bibliotheken en gingen eisen stellen aan de boeken in dienst van de goede opvoeding.

[pagina 436]
[p. 436]

Socialisten, Protestanten en katholieken gaven hierbij telkens hun eigen invulling. Het meest geruchtmakend in die tijd was het artikel van Nellie van Kol in De Gids van 1899. Ook zij verlangde van kinderliteratuur een ‘tendens’, die voor haar moest leiden naar een nieuwe samenleving. Binnen deze ‘pedagogische’ benaderingen werd ook herhaaldelijk gewaarschuwd tegen ‘gevaarlijke’ boeken, vooral dan avonturenromans en kwajongensverhalen. Naast deze opvoedkundige aanpak onderscheidt De Vries een ‘esthetische’ benadering die uitging van het kind zelf en waarin het boek tevens meer als kunstwerk werd beschouwd. De discussies tussen aanhangers van beide richtingen spitsten zich gaandeweg toe op de verpakking van de moraal, waarbij de ‘estheten’ elke opzettelijkheid afkeurden. Zo stelde Cornelis Veth in 1912: (De jonge lezer) ‘leest niet om te leeren. Hij leest om niet te leeren’.

(Een vergelijkbare reactie tegen het opzettelijke moraliseren was er in die jaren ook in Vlaanderen. En ook daar ging die gepaard met de eis voor een meer aangepaste, speelsere vormgeving. Het begrip ‘esthetisch’ werd in deze context echter vrijwel niet gehanteerd, en de opvoedende waarde bleef er ook buiten schot. De etymologische betekenis die De Vries hier aan ‘esthetisch’ toekent, kan vanuit historisch perspectief wel eens verwarrend werken).

De concrete invloed van de verschillende benaderingen gaat de onderzoeker vervolgens na in beoordelingen van het populaire, maar vaak gewraakte Dik Trom, in lectuurgidsen en de catalogi van enkele bibliotheken. Problematisch hierbij blijft natuurlijk dat het werkelijk lees-, leen- of koopgedrag uit dergelijk materiaal niet blijkt.

Voor de volgende periode, van 1930 tot 1960, handhaaft De Vries de indeling in opvattingen en beoordelingen die niet en die wel op een politiek of religieus standpunt gebaseerd zijn met binnen de eerste het functionele onderscheid tussen de opvoedkundige benadering en die vanuit het kind. Het meest opvallend is de toegenomen aandacht voor de literaire en emotionele ontwikkeling van kinderen, gestimuleerd door - vooral Duits - wetenschappelijk onderzoek, en resulterend in verschillende enquêtes bij kinderen. Door de toegenomen aandacht voor literaire aspecten wordt volgens de auteur de nadrukkelijke moraal algemeen afgewezen (alhoewel hier wellicht ook heel andere factoren een rol hebben gespeeld).

De pedagogisch-esthetische benadering werkte verder door na 1960, maar als gevolg van een veranderde visie op kind en moraal werd het opvoedingsideaal in kritische en zelfstandige zin gewijzigd.

Na 1970 kwam er een duidelijker breuk toen de maatschappijkritische opvoeders het kinderboek gingen ‘emanciperen’. ‘Alternatieve’ werkgroepen concentreerden zich weer volledig op de (nu emancipatorisch) opvoedende waarde van kinderboeken. Door de scherpe kritieken van academici als Blokker en Fens werd de tegenstelling tussen de pedagogische en de literaire benadering weer aangescherpt. De kinderjury's brachten bovendien het kind als lezer in de discussie.

In zijn conclusies zet Anne de Vries de constanten van de pedagogische en de esthetische benadering nog eens op een rijtje vanuit een verlichtings- en een romantische traditie. Tot slot toetst hij de historische meningen over de literaire ontwikkeling van kinderen en de morele invloed van lectuur aan empirische gegevens uit een - toch wel beperkt - aantal onderzoekingen, met als belangrijkste conclusie dat hoe dan ook rekening gehouden moet worden met de eisen van kinderen en hun manier van lezen.

Anne de Vries heeft ongetwijfeld een boeiend en opvallend vlot lezend overzicht gebracht van de beoordelingsgeschiedenis

[pagina 437]
[p. 437]

van kinderboeken in Nederland. Zijn opsplitsing in een pedagogische en een ‘vanuit het kind’ - benadering werkt de helderheid van het betoog in de hand en maakt het mogelijk enkele merkwaardige parallellen te trekken. Anderzijds brengen deze parallellen voor iemand die vertrouwd is met de materie, weinig nieuws aan het licht. Daarvoor is zijn analyse van de recensies te beperkt (verscheidene belangrijke pedagogische en literaire periodieken werden niet onderzocht) en te weinig verfijnd. Vooral jammer vond ik dat de onderzoeker zijn verwijzingen naar de literaire, pedagogische en ruimere maatschappelijke context beperkt tot enkele gemeenplaatsen. Zo gaat hij de uitdagende vraag naar de wisselwerking met de socio-culturele factoren uit de weg (waaronder de pedagogie van Herbart, Pestalozzi, Froebel, enz., de opkomende kinder ‘zielkunde’, de Künstlerziehungsbewegung, de kunst-om-de-kunst, de beweging van '80, het oprukkende socialisme, de prijsboeken, de eventuele invloed van institutionele apparaten (uit Kerk en staat). Het boek blijft hierdoor binnen de grenzen van een intelligente verzameling van parafrases die vaak verhelderender zijn dan de beschouwingen van de auteurs zelf en een met bewonderenswaardige zin voor nuancering uitgewerkte synthese.

 

Jan van Coillie

Anne de Vries, Wat heten goede kinderboeken, Querido, Amsterdam, 1989.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880


auteurs

  • Jan van Coillie