Liefde - maar dan lyrisch
Dirk Kroon is ontegensprekelijk een druk bezet man. Met de jaren heeft hij immers binnen het literaire circuit naam verworven als een actief criticus en essayist en als een noest bloemlezen van (interpretaties van) gedichten. Daarnaast werkt hij ook reeds geruime tijd aan een eigen poëtisch oeuvre. Enige jaren geleden maakte hij trouwens een voorlopige balans op van die poëtische produktie in de uitvoerige overzichtsbundels Vijf tijdkringen (1982) en Vindplaatsen (1983), samen goed voor ruim 350 bladzijden. Sindsdien volgde nog Geruchten (1986), en onlangs verscheen bij uitgeverij BZZTóH de nieuwe bundel Liefde - maar dan lyrisch.
De titel geeft het al zonder omwegen aan; deze bundel is integraal samengesteld uit verzen die het aloude dichterlijke thema van de liefde bezingen. Opmerkelijker is wellicht de ondertitel: ‘maar dan lyrisch’. Enerzijds wijst deze toevoeging op de toch wel uitdrukkelijk romantische inspiratie van de dichter, zijn voorkeur voor het traditionele ‘poëtische’ genre als dusdanig. Anderzijds heb ik echter ook de indruk dat deze karakterisering tegelijk functioneert als een onderhuidse polemische noot, een reactie tegen het antiromantische en vrij pathetische uitgangspunt van de geruchtmakende Nederlandse Maximalen. Meer specifiek lijkt Kroons dichtbundel sterk op een antipode van De ziekte van jij van Joost Zwagerman. Ook Zwagerman heeft het uitsluitend over de liefde en de erotiek, maar in plaats van de directe uitdrukking van emoties en ervaringen kiest hij resoluut voor allerlei stijloefeningen, ernstige en meer speelse verwerkingen van uiteenlopende genres, motieven, symbolen en stijlen.
Dirk Kroon gooit het daarentegen over een meer klassieke boeg, wat zijn gedichten meteen ook duidelijker herkenbaar maakt. Wel worden binnen het omvattende thema van de liefde voortdurend andere aspecten aangeraakt. Tegelijk varieert de spreektoon, van een objectiverende en beschrijvende lyriek via hymnische tot meer ironischrelativerende teksten. Op die manier tracht de dichter de complexiteit van de liefdesrelatie verbaal en emotioneel bij de lezer over te brengen. Ook formeel wordt Liefde - maar dan lyrisch gekenmerkt door een ruime afwisseling; de bundel vangt
Dirk Kroon (o1946).
weliswaar aan met 16 zevenregelige gedichten, maar daarna wordt dat strakke schema losgelaten voor andere, minder gebonden versvormen met zelfs enkele cycli van gedichten.
Na deze algemene opmerkingen wordt het tijd om de gedichten zelf van naderbij te bekijken. Een tekst als ‘Gegeven’ lijkt mij bijvoorbeeld al representatief voor de poëzie in deze bundel:
Gegeven
Rozen? Kom, rozen toch niet?
Vooruit dan, uitsluitend de witte.
Die staan ver van de liefde -
altijd in warmte verwelkt.
En, toegegeven, als je rozen ziet
denk je telkens aan een afloop
(p. 8)
Deze tekst illustreert duidelijk hoe Kroons poëzie zich doorlopend op twee niveaus afspeelt. In de eerste plaats is er het traditionele romantische spreken, met zijn vaste symbolen en clichés; rozen, het wit van de onschuld, het motief van het verwelken... Tegelijk is de dichter zich evenwel bewust van het ideële karakter van die romantiek, en van de ermee verbonden sentimentaliteit. Op die manier combineert zijn poëzie de ‘gewone’ ervaring met een eigentijdse reflectie daarop.
Die participerende maar tegelijk argwanende houding domineert de hele bundel. Uiteindelijk blijkt het immers erg moeilijk om