| |
| |
| |
Anna Bijns en de vrouwelijke stem in de literatuur
Meer zuurs dan zoets...
Monika Triest
MONIKA TRIEST
werd geboren in 1941 te Aalst. Studeerde klassieke filologie aan de R.U. Gent. Behaalde het doctoraat Sociologie van de onderwijskunde aan de University of Cincinnatie (USA) met een proefschrift over Vrouwen en vakbonden. Was hoogleraar Werkgelegenheidsvraagstukken binnen het emancipatiebeleid aan de universiteit Amsterdam. Doet momenteel onderzoek naar positieve actie voor vrouwen, nieuwe technologieën, is docent aan het Vesalius College van de Vrije Universiteit Brussel en adjunct-directeur van PIVA, Antwerpen.
Adres: Van den Nestlei 9, B-2018 Antwerpen
Die somtijds schoon spreken en vriendelijkwinken,
zijn dikwijls dobbel, vol lozer treken;
trouwe es bezweken, ontrouwe dunkt mij stinken
Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijkrinken.
Verzen van een vergeten, verbitterde dichter uit vervlogen jaren? Toch niet. De regels zijn afkomstig uit een van de vele gedichten - refreinen - van een bekende laat-middeleeuwse dichteres uit Antwerpen, Anna Bijns. Over haar en de vernieuwde interesse voor haar werk gaat deze bijdrage. Of: de wedergeboorte van Anna Bijns als symptoom, oorzaak en gevolg van nieuwe vragen in de hedendaagse literatuur.
Toen een viertal Nederlandse schrijfsters in 1985 de ‘Anna Bijns Stichting’ oprichtten, werd deze gebeurtenis in de Nederlandse pers met enig scepticisme bekeken. In de Vlaamse pers ging het gebeuren onopgemerkt voorbij. Toch is Anna Bijns geboren en gestorven in Antwerpen (1493-1575) en krijgt zij in de literatuurgeschiedenis een belangrijke plaats toegewezen. Waren er dan geen Vlaamse schrijfsters die zich met de naam van Anna Bijns wensten te associëren? Beslist wel, maar literaire Stichtingen en Prijzen zijn bij ons te lande niet zo gebruikelijk als in het Noorden.
In 1989 was het zover: een Vlaams
| |
| |
Comité van de Anna Bijns Stichting werd opgericht. De oorspronkelijke doelstelling werd overgenomen: de bevordering van de ontwikkeling en erkenning van de vrouwelijke stem in de letteren. Enkel het terrein werd uitgebreid: de stem van Anna Bijns gaat in de toekomst ook in de zuidelijke Nederlanden weerklinken en het klapstuk, de volgende Anna Bijns Prijs, wordt in 1991 uitgereikt in Vlaanderen.
In deze bijdragen willen we eerst wat uitgebreider ingaan op deze Anna Bijns Stichting, vervolgens Anna Bijns zelf situeren, om dan tot de meer fundamentele vraagstelling te kunnen overgaan: wat is de vrouwelijke stem in de literatuur?
| |
De Anna Bijns Stichting
Literaire prijzen in Nederland en Vlaanderen gaan gemiddeld zeven keer vaker naar mannen dan naar vrouwen.
De Nederlandse staatsprijs voor letterkunde, de P.C. Hooftprijs, werd 33 keer toegekend aan een man en vier keer aan een vrouw. Deze gegevens zouden al diegenen aan het denken moeten zetten die - als ultieme vraag in een discussie met een feministe - vragen waarom er dan niet meer vrouwelijke genieën zijn in de wetenschap en in de kunst. Zelfs een Herbert Marcuse, de held van de studentenrevolte van 1968 in de USA, meende met deze vraag alle feministische kaarten van tafel geveegd te hebben.
Vier Nederlandse schrijfsters vatten de originele idee op dan maar zelf een Prijs uit te schrijven: Renate Dorrestein, Anja Meulenbelt, Caroline van Tuyll en Elly de Waard. Een onafhankelijke jury zal jaarlijks een prijs toekennen aan diegene die, naast de hoogste eisen van literair talent, ook blijk geeft van een ‘specifiek vrouwelijke stem’. Hiermee wordt bedoeld dat een Nederlandstalig oeuvre bekroond zal worden dat in stijl, vorm en thematiek de ervarings- of verbeeldingswereld van vrouwen tot uiting brengt.
Om een dergelijke prijs ter bevordering van die vrouwelijke stem mogelijk te maken en andere aktiviteiten te stimuleren, werd een Anna Bijns Stichting opgericht. Anna Bijns werd als schutspatronen gekozen omdat zij de eerste zelfstandig levende vrouw was met groot literair talent.
't Geld doet triomferen en maken den hanze
Ik late mij dunken naar mijn verstand:
Geen beter vriend dan geldeken in de hand
De Anna Bijns Stichting verzamelde het geld voor de prijs via een groots opgezet vrouwenboekenbal in het Concertgebouw van Amsterdam. Tot op heden waren de winnaressen van de Anna Bijns-prijs: Josepha Mendels voor proza, in 1986; Ellen Warmond voor poëzie, in 1987; en Inez van Dullemen voor proza in 1989. De volgende Prijs zal in 1991 uitgereikt worden in Vlaanderen.
Vlaanderen werd betrokken bij de Anna Bijns Stichting om twee redenen: de schutspatronen was afkomstig uit Antwerpen, en de uitbreiding tot de Zuidelijke Nederlanden zou het potentieel aan kandidaten voor de Anna Bijns Prijs vergroten en de vrouwelijke stem in de literatuur wijder laten klinken. Behalve de Prijs, zijn er immers allerlei aktiviteiten gepland, zoals theater, voordrachten, debatten, en zelfs een Anna Bijns Wandeling (het Anna Bijns Loopje) in Antwerpen tijdens het voorjaar van 1991.
Wie was dan eigenlijk Anna Bijns?
| |
| |
Titelpagina van Anna Bijns ‘Dit is een schoon ende suverlijc boecxken...’ (1528, Kon. Bibliotheek Brussel).
| |
Anna Bijns
‘Bijns, Anna, Ned. dichteres, geb. 5 maart 1493, Antwerpen, *begin april 1575 aldaar. Zij was van 1536-1573 onderwijzeres in ‘Het Roosken’. In de strijd tegen de Hervorming neemt ze een vooraanstaande plaats in en we mogen haar als onze eerste polemiste beschouwen. Zij was een kranige natuur, vol vrouwelijke hartstocht en geestdriftige overtuiging. Haar beste werk, ontstaan uit diepe verontwaardiging, behoort reeds tot de Nieuwe Tijd door de regelmatigheid van haar rederijkersverzen, die naar de renaissancistische vormgestrengheid wijst, al blijft ze een bewust en hardnekkig verdedigster van de middeleeuwse geest.’
(Summa Encyclopedie en Woordenboek, deel 3, 1974, p. 92).
Een typische vermelding in een encyclopedie. Vergelijk hiermee de aanhef van Elly de Waards inleiding tot haar boekje over Anna Bijns (De Waard, 1985):
‘Anna Bijns was niet de eerste vrouw die in onze literatuurgeschiedenis een rol speelt, dat waren Hadewijch en Suster Bertken, maar zij was wel de eerste zelfstandige Nederlands talige schrijfster. Met zelfstandige bedoel ik dat zij niet in een klooster zat, maar alleen woonde. En met schrijfster bedoel ik natuurlijk dichteres, want het proza moest als aparte kunstvorm nog uitgevonden worden’.
Bijns:
Een ongebonden vrouwe wordt alom begeerd
Al is 't dat ze ontbeert eens mans profijt,
Zij is meester en vrouwe aan haren heerd.
Te gave onverveerd, dat 's een groot jolijt.
Zij mag slapen en waken na haren appetijt
Zonder iemands verwijt; blijft ongebonden dan,
| |
| |
De vrijheid te verliezen, geen meerder spijt.
Vrouwkens, wie gij zijt, al kregdij enengoeden Jan,
Ongebonden best, weeldig wijf zonder man.
Voor hedendaagse literaire vrouwen is Anna Bijns in de eerste plaats de schrijvende vrouw die het presteerde om in het begin van de zestiende eeuw niet te huwen, niet in het klooster te gaan, geen begijn te worden. Heel ongebruikelijk voor die tijd. Literatuurhistorici hebben Anna Bijns lange tijd willen zien als de blauwkous, de opzijgezette oude, jonge juffer. Uit haar gedichten blijkt evenwel een grote erotische hartstocht, maar ook een sterke veroordeling van alles wat niet echt is, zoals een hypocriet huwelijk of een ontrouwe vriendschap. Ook al leverde haar alleen-zijn wellicht veel verdriet en eenzaamheid op, dit leven verkoos zij boven huichelachtige toestanden.
Haar zelfstandigheid en integriteit zijn de eerste kenmerken die bewondering opwekken bij hedendaagse feministes. Haar onverzettelijke, scherpe taal tegen alles wat volgens haar indruiste tegen rechtschapenheid, hangt met die integriteit samen. Ze veroordeelt even vurig de ketterij, overspelige huwelijken, rederijkers die hun kunst verkopen, amorele geestelijken. Hoewel ze de normen en waarden van het dominante kerkelijke gezag verdedigde, moet ze wel worden gezien als een dissidente, omdat de laksheid in het naleven van die normen tijden haar leven hoogtij vierde.
Dat ze dit alles deed als vrouw aan het begin van de zestiende eeuw, maakt haar tot een historisch unicum. Ze beleeft haar maatschappelijk vrouw-zijn heel bewust:
Het es goed vrouwe zijn, maar veel beter here...
Ze realiseert zich ten volle de minderwaardigheid van ‘vrouwenwerk’:
Artificiael geesten, die na conste haect,
Niet en ist gemaect dan uit rechten trouwensterck;
Neemt hier aengemerkt, opdat ghi die ionstesmaeckt.
Al esser yet misraect, peinst, tis al vrouwenwerk.
Voor moderne feministes zijn dit, ondanks de afstand van vijf eeuwen, herkenbare geluiden.
Haar grootste kenmerk is echter haar onbetwiste gave als dichteres. ‘Ondanks’ haar vrouw-zijn werd deze door literatuurcritici steeds met de grootste lof bezongen.
Daarbij zijn er telkens twee elementen: haar vakkundigheid en haar creativiteit, de verbinding van de poëtische taal met de dagelijkse taal. Soms schrikt men terug van haar stoute taal, maar ook deze verheft ze tot zuivere hoogten.
Een enkele criticus merkt op dat haar sterke emotionaliteit samengaat met een overtuigende redelijkheid, de verbinding tussen hart en verstand. Haar hartstocht wordt dan wel typisch vrouwelijk genoemd, maar eigenlijk vindt men het moeilijk haar in één genre, in één categorie onder te brengen. Haar stijl is die van de rederijkers, van de overgang van de late middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd. Ook haar thematiek onderscheidt haar niet zozeer van haar tijdgenoten. Wat is het dan wel dat haar voor hedendaagse feministische schrijfsters verheft tot de patrones van de ‘vrouwelijke stem in de literatuur’.
Voor we die vraag kunnen beantwoorden, moeten we eerst nagaan of zoiets wel bestaat, een vrouwelijke stem in literatuur.
| |
| |
| |
De vrouwelijke stem in de literatuur
In literatuur en wetenschap gelden de hoogste normen van kwaliteit en objectiviteit: op beide terreinen is geen plaats voor sekse. Meer nog, de sekse-neutraliteit wordt juist gezien als een waarborg van die kwaliteit. Wie daaraan tornt, tornt aan de essentie van zowel wetenschap als kunst. Er is nu eenmaal geen vrouwelijke kunst, er is geen vrouwelijke wetenschap. Een dergelijke veronderstelling zou trouwens het deterministische, biologische karakter van menselijke prestaties opnieuw invoeren, daar waar de Verlichting en de emancipatiestrijd dit biologische net uit de weg hebben geruimd.
Dit soort discussies wordt thans in literaire en in wetenschappelijke kringen vaker en heviger gevoerd dan men zou vermoeden. Het feministische perspectief in de literatuur invoeren, is immers meer dan het schrijven over of door vrouwen. Het gaat erom de veelvuldige ervaringen van vrouwen als vrouwen te laten erkennen als volwaardig in de literatuur, en dus in de samenleving. De verbeeldings- en ervaringswereld van vrouwen naar buiten brengen, is hun stem laten horen in een literaire wereld die hun niet vanzelfsprekend toebehoort.
Het kan moeilijk betwist worden dat de culturele dominantie van mannen in onze samenleving zich heeft laten gelden in de literatuur, en in de beoordeling van wat literatuur is. Een minimum aan literatuursociologie is voldoende om tot dit inzicht te komen. Mijns inziens gaat de fundamentele discussie niet hierover, maar over de oorzaken en de gevolgen van de uitsluiting van vrouwen en van het vrouwelijke.
Hoewel de meesten toegeven dat vrouwen het in de loop van de geschiedenis moeilijker gehad hebben dan mannen om zich sociaal en cultureel te manifesteren, krijgen vrouwen in feite weinig krediet voor het feit dat hun, op wereldschaal en eeuwenlang, systematisch en wettelijk, de voorwaarden werden onthouden om zich te ontwikkelen als artistieke, intellectuele mensen.
Dit geldt uiteraard ook voor grote groepen mannen, maar bij vrouwen is die uitsluiting voor een hele sekse, en op basis van hun sekse, het geval geweest.
Toch, (dixit Herbert Marcuse bijvoorbeeld), drijft echt talent altijd boven, zelfs in de brousse.
In elk geval is het relevant niet enkel na te denken over de oorzaken van deze uitsluiting van vrouwen uit de letteren, maar ook over de toekomst van vrouwen in de literatuur en de toekomst van het vrouwelijke in de literatuur.
Vrouwen hebben nu feitelijk en juridisch toegang tot alle terreinen van de samenleving. Literaire normen zijn objectief, sekse-neutraal. Als vrouwen erkenning willen krijgen, moeten ze de nodige kwaliteit halen.
Dit laatste argument raakt de kern van de discussie: wat is kwaliteit in de literatuur? Feministes stellen dergelijke kritische vragen, zonder te beweren dat ze er alle antwoorden op hebben. Op zijn minst wensen ze volwaardig mee te spelen in dit debat, en dit op eigen voorwaarden.
Dit element is cruciaal: schrijfsters willen niet alleen toegang tot de literatuur, ze willen zelf bepalen hoe ze deelnemen aan die literatuur, niet omdat ze biologisch vrouw zijn, maar omdat hun historisch-literaire verbeeldings- en belevingswereld specifiek seksegebonden is.
Het misverstand is vaak, dat mannen denken dat vrouwen de gelijken willen zijn van de man, in de zin van dezelfde waarden, normen, denkbeelden, ervaringen. De meeste vrouwen wensen dat niet. Ze herkennen en waarderen de veelvuldige verschillen tussen het mannelijke en het vrouwelijke in onze samenleving; ze wensen enkel voor de vrouwelijke bijdrage evenveel maatschappelijke erkenning als voor de mannelijke.
Wat dan die vrouwelijke bijdrage precies is, is niet éénduidig. Vrouwen zijn zelf onderling zo heel verschillend. Voorlopig lijkt me het stellen van de juiste vragen een voorwaarde om tot goede antwoorden te komen.
Helemaal ontsnappen aan historisch onderzoek kan men natuurlijk niet. Er blijven prangende onopgeloste vragen: door welke mechanismen werden vrouwen zolang uitge- | |
| |
sloten van de ‘mainstream’ van de literatuur? Hebben zij zichzelf uitgesloten? Welke rol spelen gender-verhoudingen in het bewustzijn van de mens, in zijn /haar verbeeldingswereld, in zijn/haar taal? Is het wel belangrijk dat vrouwen hun eigen stem hebben? Kan dat niet gezien worden als een nieuwe vorm van discriminatie?
Dit literaire debat is pas begonnen, maar het lijkt wel essentieel dat er niet door één enkele vrouw, maar door vele vrouwen aan deelgenomen wordt.
En Anna Bijns? Hoe relevant is zij in dit debat? Om haar is tenslotte deze bijdrage begonnen. Is Anna Bijns wel een typisch vrouwelijke stem? Zo ja, waarom werd ze dan nog tijdens haar leven en door de eeuwen heen gelauwerd (door mannen) als een dichteres van het hoogste niveau? Zo nee, waarom wordt ze door feministische schrijfsters als voorbeeld genomen?
Eerder dan in te gaan op deze weinig produktieve vragen, wil ik het, in dit laatste deel, hebben over de stem van Anna Bijns en waarom ze vandaag nog fascineert.
Mannelijke biografen willen graag weten of ze wel ooit een echte minnaar heeft gehad; vrouwen gaan er vanuit dat geschriften altijd een vermenging zijn van fantasie en ervaring, en dat de datum van het liefdesgedicht minder belangrijk is dan het gedicht zelf.
Mannelijke critici zijn van oordeel dat Anna Bijns zichzelf tegenspreekt: de ene keer zwaait ze de hoogste lof toe aan de roomse kerk, de andere keer vervloekt ze de roomse predikanten vanwege hun hyprocriete gedrag. In sommige gedichten verheerlijkt ze het huwelijk als het hoogste en enige goed voor de liefde, elders scheldt ze op het huwelijk als corruptie.
Ook komt dat man somtijds dronken en prat
Als d'wijf haar gewracht heeft moede en mat;
Want men moet al wat doen, zal men 't huis bestieren.
Wil zij dan eens roeren haar snatergat,
Zo wordt zij geslagen met vuisten plat;
Dat dronken, vol vat moet ze obedieren.
Dan doet hij niet dan kijven en tieren,
Dat zijn de manieren: wee haar die 't smaakt
Loopt hij dan elders bij Venus kamenieren,
Peinst, wat blijder sieren men thuis dan maakt.
In het ene gedicht klinkt de diepste passie voor de man als minnaar; in het andere gedicht verwenst ze al wat man is:
Is 't wonder, lief, dat ik groot verlangen hebbe,
Mag 't mij niet wel varen,
Daar ik voortijds zo zoeten troost ontvangen hebbe
Dies ik mijn zinnen aan u gehangen hebbe?
Mijn leven en zoud' ik voor u niet sparen;
In 't land en waren geen meerder caren
In reinder liefden, dan wij eens en waren.
En:
de goei mans zijn witte raven.
Soms klinkt haar taal godsvruchtigbelerend, soms volks en platvloers. De rede en de eruditie halen de boventoon in sommige refreinen; andere zijn uitingen van pure emotionaliteit en fanatisme.
Misschien liggen hier aanknopingspunten
| |
| |
voor het gender-debat in de literatuur: vrouwen hebben doorgaans niet de neiging te selecteren en te elimineren, maar te integreren en te verbinden. Vandaar wellicht het gevaar als chaotisch bestempeld te worden door die (mannelijke) critici die abstracte, dualistische normen, vaste genres en taalcodes hebben bepaald. Het is echter juist die ‘chaos’, die complexiteit, die vrouwen kostbaar vinden aan hun ervaring en niet willen opgeven, ook niet in de naam van gelijkheid of sekseneutraliteit.
Vanuit deze redenering wensen sommige hedendaagse schrijfsters een vrouwelijke canon in de literatuur vast te stellen: vrouwen zouden bepalen wat zij goede literatuur vinden. Dit om een tegengewicht te hebben voor de reeds bestaande mannelijke canon. Alleen heeft de mannelijke canon het voordeel gewoon ‘canon’ te heten.
Het debat over de wenselijkheid van een dergelijke canon laat ik hier liever buiten beschouwing. Er is immers nóg een prangende vraag: is de stem van de vrouw in de literatuur werkelijk de stem van de andere?
| |
De stem van de andere
In een bijdrage onder deze titel maakt Chris Vanstraelen (Vanstraelen, 1989) duidelijk wat zij verstaat onder de stem van de andere vanuit moraalfilosofisch standpunt:
‘Verwijzend naar de ideeën van Luce Irigaray, kan men stellen dat Carol Gilligan voor vrouwen de erkenning als de andere heeft opgeëist, en dat ze hen bestaansrecht heeft gegeven door het model van het ene te doorbreken. Dat model verhult de alomtegenwoordigheid van het sekseverschil, miskent de asymmetrie van de geslachtsverhoudingen en negeert de eigen aard van het vrouwelijke. In het model van het ene wordt het andere steeds gedacht als het andere van het ene, nooit als het echte andere........... de categorie van de andere (hoeft) hoegenaamd niet onderdrukkend of reducerend tussen te komen, maar verweg zelfs bevrijdend en verrijkend te werken binnen de sekseverhoudingen (p. 272).’
Voor een bevrijdend perspectief voor vrouwen in de literatuur is, mijns inziens, dit moreel-filosofisch bewustzijn van het volwaardig ‘anders’-zijn een voorwaarde om te kunnen komen tot feministische literaire experimenten à la Irigaray. Wel zou het jammer zijn deze ‘andere’ literatuur te zien als louter vrouwelijke experimenten. Hier worden immers vragen gesteld aan ‘de’ literatuur, die als inspiratie, en als fundamentele kritiek en vernieuwing zouden kunnen dienen voor schrijfsters en schrijvers.
Als vrouwen aantonen dat een andere taalbijvoorbeeld een concrete, contextuele taal-geschikter is om bepaalde ervaringen en verbeeldingen vorm te geven, kan dit een verrijking zijn voor al diegenen die de taal hanteren. Dit is een heel andere visie dan de ‘andere’ van Simone de Beauvoir: daar was en is de vrouw de negatie van de man; zij wordt gedefinieerd in funktie van de man, zij is inessentieel, tegenovergesteld van het essentiële, het Absolute, het Subject.
Maar deze negatie-fase van Simone de Beauvoir was wel noodzakelijk om te komen tot de identificatie van wat vrouw-zijn dan wél betekent. Vanuit het bewustzijn van de onderdrukking naar de bevrijding. In haar eigen historische context was dit wellicht de boodschap van Anna Bijns. ‘Wellicht’, want het echte historische en literaire onderzoek naar Anna Bijns moet nog beginnen.
| |
Literatuur en noten:
Anna Bijns Stichting. Vlaams Comitee bestaande uit: Clara Hasaert, Myrian Milbert, Myriam Michiels, Monica van Paemel, Brigitte Raskin, Monika Triest. (adres: Isabellalei 76, 2018 Antwerpen).
- | de beauvoir, simone, The Second Sex, New York, 1952. |
- | de waard, elly, Anna Bijns, Anna Bijns Stichting, Amsterdam 1985 (adres: Keizersgracht 486, 1017 EH Amsterdam). |
- | Feestelijke Uitreiking Anna Bijns Prijs voor Proza aan Josepha Mendels (brochure, 1986). |
- | irigaray, l., Parler n'est jamais neutre, Ed. de Minuit, Paris, 1985. |
- | irigaray, l., Ethique de la différence sexuelle, Ed. de Minuit, Paris, 1984. |
- | marcuse, h., in persoonlijke gesprekken met de auteur, 1970. |
- | pleij, herman, 't Is al vrouwenwerk, Refreinen van Anna Bijns, Querido, Amsterdam, 1987. |
- | roose, lode, Anna Bijns: meer zuurs dan zoets, Heideland, Hasselt, 1968. |
- | vanstraelen, chris, De stem van de andere. In: van den enden h. (red.) Dwarsdenken. Omtrent Jaap Kruithof, EPO, Antwerpen, 1989. |
|
|