| |
| |
| |
Waar zoudt gij zonder het jodendom zijn?
Ludo Abicht
LUDO ABICHT
werd geboren in Oostende in 1936. Studeerde Klassieke en Germaanse filologie aan de universiteiten van Gent en Cincinnatie (USA) en filosofie aan de universiteit van Nijmegen en van Tübingen. Is docent filosofie aan het Provinciaal Hoger Instituut Toegepaste Communicatie te Antwerpen en gastdocent filosofie en literatuur aan het UIA (Antwerpen). Publiceerde boeken en artikelen over filosofie en over het jodendom.
Adres: Brialmontlei 31, B-2018 Antwerpen
| |
Joodse componenten in de literatuur in Vlaanderen
Met de invoering van het christendom in onze gewesten komen er niet alleen de eerste kleine joodse gemeenschappen naar de Zuidelijke Nederlanden, maar is de nieuwe godsdienst zelf de drager van de tweeduizend jaar oude joodse traditie die via de bijbelverhalen en de liturgie heel snel het culturele klimaat zal bepalen en domineren. Het feit dat men deze traditie bijna uitsluitend gaat beschouwen als een voorgeschiedenis van het christendom en dat hiermee intolerantie tegenover het reëel bestaande en zich verder ontwikkelende jodendom gepaard gaat, zullen de erkenning en waardering van de joodse wortels eeuwenlang tegenhouden. Dit gebrek aan inzicht in de intrinsieke joodse bijdrage aan de christelijke cultuur en de achterdocht tegenover religieuze en etnische minderheden vormen ook in Vlaanderen de bodem voor een antisemitisme waarvan de gevolgen pas in de twintigste eeuw voor iedereen duidelijk zijn geworden. Na 1945 heeft de ontzetting over de Holocaust christelijke en humanistische Vlamingen tot een gewetensonderzoek gedwongen, dat zich onder meer uitte in de oprichting van joods-christelijke gespreksgroepen, in een vernieuwde belangstelling voor het ‘joodse’ karakter van de christelijke heilsboodschap en in allerlei vormen van democratische solidariteit met de joden als de voornaamste slachtoffers van het fascisme en het nationaalsocialisme. Een oppervlakkige lectuur van onze kranten, tijdschriften en televisiepro- | |
| |
gramma's toont aan, hoe sterk dat nieuwe bewustzijn in onze media verspreid is. Daar de literatuur een gepriviligeerd medium is voor de uitdrukking van een maatschappelijk en ethisch bewustzijn, zou men mogen veronderstellen dat deze nieuwe belangstelling voor het jodendom (de joden, de joodse componenten in onze samenleving) ook daar duidelijker geprofileerd zou worden. In een artikel voor De nieuwe Maand (‘Joden in de Vlaamse literatuur’, mei 1989) ben ik op zoek gegaan naar het
beeld van ‘de jood’ in de Zuidnederlandse literatuur, maar ik moest vaststellen dat dit beeld eigenlijk veel minder prominent was dan ik aan het begin van mijn onderzoekingen had gedacht. Dit is waarschijnlijk te verklaren door, enerzijds, de specifieke geschiedenis van de joodse minderheid in onze streken en, anderzijds, de opvallende onwetendheid over ‘de joden’ waar men telkens weer mee geconfronteerd wordt. Ruim genomen is die geschiedenis er een van vier immigratiegolven, vier pogingen van de joden om zich hier blijvend te vestigen, waarvan er drie tragisch mislukt zijn. In de dertiende eeuw en vooral sinds het midden van de veertiende eeuw werd de joodse minderheid in de Zuidelijke Nederlanden nagenoeg uitgegroeid. De Spaans-Portugese joden die na de verdrijving uit Spanje en Portugal naar de Nederlanden kwamen, werden er mede het slachtoffer van de godsdienstoorlogen en de Contra-reformatie, zodat de meesten van hen na de val van Antwerpen in 1585 naar Amsterdam vertrokken. De derde immigratiegolf begon na het midden van de negentiende eeuw en resulteerde in een grote, bloeiende joodse gemeenschap en, wat belangrijk is, in integratie voor een groot deel in de Vlaamse gemeenschap. Aan die integratie werd door de Holocaust een tragisch einde gemaakt. De joden die heden ten dage in Vlaanderen leven zijn deels overlevenden van de grote vervolgingen en deels nieuwe immigranten uit de orthodoxe shtetls en stadswijken van Oost-Europa. Door de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog en hun religieuze overtuiging stellen ze zich over het algemeen veel geïsoleerder op dan de joodse gemeenschap van de periode tussen 1900 en 1940. Meer dan 85% van de kinderen bezoekt joodse scholen, is lid van joodse jeugdverenigingen en sportclubs en heeft dus weinig of geen contact met nietjoodse Vlamingen. Een aantal vooraanstaande Antwerpse joden spant zich in, om met hun ‘Vereniging ter bevordering van de Nederlandse taal binnen de joodse
gemeenschap’ de kennis van onze taal en cultuur te stimuleren, maar de interactie tussen joodse en niet-joodse Vlamingen is nog niet van die aard, dat we van een suksesvolle integratie kunnen spreken. Deze historische, sociologische en psychologische gegevens vormen de noodzakelijke achtergrond voor iedere zinvolle discussie over ‘de joodse componenten in de literatuur in Vlaanderen’.
| |
Het Oude Testament
Alleen al de naam die wij gewoonlijk voor de Hebreeuwse Bijbel gebruiken houdt een intentieverklaring in: door de komst van Christus sloot God met de mensen een ‘nieuw’ verbond, wat dus betekent dat het vroegere verbond gereduceerd werd tot één lange voorbereiding op het christendom. De schepping, de uittocht uit Egypte, de telkens opnieuw herhaalde belofte van de verlossing door de messias en de getuigenissen van de profeten moesten de wereld door middel van
| |
| |
het kleine joodse volk waardig maken om in Christus de beloofde verlosser te herkennen. Alle christelijke literatuur vanaf de middeleeuwen ging vanzelfsprekend van dat standpunt uit. Waar de joodse auteurs wisten dat de Messias nog lang niet gekomen was, wisten hun christelijke collega's met gelijke zekerheid dat alles al volbracht was. De mythischhistorische figuren uit de Hebreeuwse Bijbel werden geïnterpreteerd als voor-beelden of voor-lopers van Christus, en het volk van het Oude Testament was min of meer het décor voor de zich langzaam ontvouwende heilsgeschiedenis. Hoe religieus en historisch authentiek zijn bijvoorbeeld de joden in de drama's van Vondel en andere auteurs? Hoe ‘joods’ zijn de gestalten in Judas van Verschaeve?
In de twintigste eeuw heeft een aantal Vlaamse auteurs stilzwijgend of expliciet het traditionele kerkelijke standpunt verlaten, wat niet meteen wil zeggen dat deze auteurs daarom een juistere visie op het Bijbelse jodendom hebben ontwikkeld. Ter illustratie neem ik twee romans, De belofte aan Rachel van Hubert Lampo en Opstand van Alstein, die zich allebei in de wereld van het Oude Testament afspelen. De belofte aan Rachel heeft het bekende verhaal van Jozef uit het boek Genesis als onderwerp, verteld door zijn lievelingsbroer Benjamin die ooit aan hun moeder Rachel beloofd had, over het welzijn van de begaafde en ambitieuze Jozef te zullen waken. Het is een moderne psychologisch-politieke roman geworden, waarin de jongere broer tracht te verklaren, hoe de irriterend goede Jozef langzamerhand veranderde in een sluwe, gewetenloze machthebber met Nietzscheaanse trekken. Zo wordt het ‘mirakel’ van de droomduiding ontmaskerd als een handig geënsceneerd bedrog door iemand die heel geschikt gebruik maakt van ‘inside information’. Met zijn politieke carrière neemt ook zijn zelfzekerheid toe, tot hij er tenslotte naar streeft, een door hem volkomen gecontroleerd totalitair regime te vestigen dat verbazend veel weg heeft van de dictatoriale staten uit onze eeuw. Hij richt een persoonlijke elitemacht op, laat zijn politieke tegenstanders in strafkampen verdwijnen en organiseert zelfs een tempelbrand om de oppositie totaal in diskrediet te brengen. De roman is dus eerder een allegorie van het totalitarisme in Europa dan een poging om het bijbelse verhaal door middel van deze vergelijking dichter bij de lezer te brengen. Deze optiek doet niets af aan de waarde of de dynamiek van deze roman, maar men kan moeilijk zeggen dat het joodse element hier meer is dan een kleurrijke achtergrond. Het is mogelijk dat Lampo de bedoeling gehad heeft, een kritische en vrijzinnige interpretatie
van het oude Jozef-verhaal te schrijven, maar deze duiding wordt tegengesproken door de vrij arbitraire manier waarmee hij de weinige mythisch-historische gegevens uit Genesis benadert.
Ook Alsteins Opstand speelt zich volledig in de wereld van het Oude Testament af, maar ook hier wordt het bijbelse milieu gebruikt voor een filosofische bezinning over hedendaagse problemen. Terwijl bij Lampo de hoofdfiguren (Jozef en Benjamin) bijbelshistorisch zijn en het milieu bijna volkomen fictief is, gaat Alstein omgekeerd te werk. Het milieu, het hellenistische Israël tussen 190 en 170 voor Christus, werd zo natuurgetrouw mogelijk gereconstrueerd, maar de belangrijkste figuur, de jonge intellectueel Cero, is een fictieve creatie van de auteur. Deze ambitieuze jongeman heeft om filosofische redenen gebroken met zijn orthodoxe omgeving en naam gemaakt in de rationalistische wereld van het internationale hellenisme. Bij zijn terugkeer naar Jeruzalem laat hij zich zelfs gebruiken door de hellenistische joden om, als lid van de tempelraad, de invloed van de orthodoxie volkomen te helpen uitschakelen. Uiteraard is het gerechtvaardigd, hier een parallel te zien met hedendaagse jongeren die zich afgekeerd hebben van de (katholieke) orthodoxie van hun milieu tot ze, net als Cero, moeten ontdekken dat ook het verlichte, internationalistische kamp waarvoor ze gekozen hebben niet terugschrikt voor intriges, intolerantie en wreedheid. Maar afgezien van deze onmiskenbare parallel staat de orthodoxie, waartegen Cero zich verzet, aanmerkelijk dichter bij de historische realiteit dan bijvoorbeeld de joodse gemeenschap in de roman van
| |
| |
Lampo. Daarom denk ik dat we de actuele invloed van het bijbelse jodendom eerder moeten gaan zoeken in de levende christelijke geloofsleer en ethiek, en in onze van bijbelse uitdrukkingen en houdingen doorspekte taal dan in romans, hoe ‘bijbels’ ze ook ingekleed mogen zijn.
| |
Diaspora: de jood als vreemdeling
Wanneer we bedenken dat de joodse gemeenschap het grootste deel van haar geschiedenis - bijna twee derde - buiten het grondgebied van Israël/Palestina heeft geleefd, én dat het jodendom tot op de dag van vandaag is blijven voortbestaan, staan we voor een probleem. Zij die wijzen op de continuïteit van de godsdienstige traditie hebben gelijk, maar ze vergeten dat ook niet- of antireligieuze joden tot die gemeenschap behoren, en dat de oorspronkelijke leiders van het zionisme die de terugkeer naar het Beloofde Land predikten helemaal niet religieus waren. Met andere woorden: de joden hebben tweeduizend jaar lang in ‘het buitenland’ (de diaspora) geleefd, hebben op veel plaatsen en vaak gedurende eeuwen meegewerkt aan de opbouw van niet-joodse nationale culturen, hebben sinds de Verlichting net als alle andere burgers hun rechten opgeëist en verkregen, en zijn gedurende die hele tijd tegelijk ‘vreemdelingen’ geweest. Vreemdelingen, omdat ze nooit helemaal door de meerderheid werden aanvaard (naar de bekende stelling van Sartre over de verhouding tussen joden en antisemieten), maar ook omdat ze bijna altijd hun eigenheid zijn blijven beklemtonen en verdedigen. In de Duitse literatuur heeft Jakob Wassermann (Caspar Hauser oder die Trägheit des Herzens, 1908) dit symbolisch uitgedrukt in de gestalte van de vondeling Caspar Hauser, de raadselachtige, hoogbegaafde jongeman die nergens thuis was en voortdurend bedreigd werd: de jood als de Andere die door zijn anders zijn verontrust en irriteert, maar die ook de sympathie opwekt van allen die zich in deze wereld anders en dus vereenzaamd voelen. In die zin gaan ook de universalistische passieve helden van Kafka terug op de historische joodse ervaring, en hetzelfde geldt voor de hoofdfiguren in de films van bijvoorbeeld Charlie Chaplin of Woody Allen. De hele rijke joods-Amerikaanse literatuur draait rond hetzelfde thema en heeft daardoor
gestalte gegeven aan de figuur van het vaak succesvolle individu dat zich toch nooit helemaal thuis voelt. In de literatuur in Vlaanderen, waar toch ook de meerderheid en zeker de schrijvers en intellectuelen zich nooit ‘helemaal thuis’ gevoeld hebben, had de joodse aanwezigheid tot vergelijkbare ontwikkelingen kunnen leiden. Dat dit niet gebeurd is, is wellicht te wijten aan een zeker provincialisme dat zich weinig bekommerde om het buitenland of om de minderheidsgroepen in eigen land. Gedeeltelijk wellicht ook aan het feit, dat er zich in Vlaanderen nooit een joods-Vlaamse literatuur ontwikkeld heeft die, net als in de Verenigde Staten, als inspiratiebron had kunnen dienen. Hoe het ook zij, de weinige voorbeelden van romans die dit joodse thema bespelen zijn kenmerkend door hun uitzonderingskarakter. In De wandelende jood zwerft de legendarische Ahasverus door de hel van de geschiedenis, waar hij onder meer een pogrom meemaakt en de slechtheid van de mensen ervaart tot hij met de hulp van een heilig man tenslotte toch in de hemel belandt waar hij mystieke ervaringen opdoet. Maar hel noch hemel kun- | |
| |
nen hem bevredigen, en het is pas in de concrete solidariteit met de lijdende medemens dat hij de uiteindelijke zin van zijn bestaan zal vinden. De religieuze inkleding van het werk, de verwijzing naar joodse en christelijke symbolen en de messiaanse inspiratie vormen hier meer een achtergrond voor de humanistischsocialistische visie van de auteur dan het eigenlijke thema. Toch kan men er hier argumenten voor aanvoeren dat deze visie in feite niets anders is dan een geseculariseerde voortzetting van de joods-christelijke heilsverwachting. Vanuit die optiek is Vermeylens meesterwerkje een van de meest ‘joodse’ teksten uit onze literatuur, ook al zou de auteur zich waarschijnlijk ten zeerste over een dergelijke interpretatie verbazen. Ook Gerard Walschap heeft zich in Bejegening met Christus door
de figuur van de eeuwig wandelende Ahasverus laten inspireren. Hier is Ahasverus een welvarende, misantropische joodse boer die eerder toevallig in contact komt met de vrijdenkende twijfelaar Nicodemus. Terwijl Nicodemus zich aangetrokken voelt door de figuur en de leer van de charismatische rabbi uit Galilea, blijft Ahasveris nuchter-sceptisch tegenover zo'n universele liefdesboodschap. Zodanig zelfs dat hij tenslotte de verliezer Jezus op weg naar Golgotha uitlacht. Als straf moet hij nu eeuwig op zoek gaan naar wat Walschap ‘het Recht’ noemt. Terwijl de twijfelaar Nicodemus door de kruisdood van zijn meester alle geloof in de heilsboodschap verloren heeft, symboliseert de zwervende Ahasverus de dolende joden, voor wie de Rechtvaardigheid, meer dan de Liefde, de hoogste waarde betekent. Ook deze tekst brengt ons dichter bij de bijdrage van het historische jodendom aan onze cultuur dan vele ‘bijbelse romans’. Zonder de joodse traditie zouden noch het messianisme van De wandelende jood (de nieuwe, kibboetsachtige wereld van vrede en solidariteit) noch de zoektocht naar de Rechtvaardigheid (als tegengesteld aan de rationalistische Griekse scepsis van Nicodemus) van Bejegening met Christus mogelijk geweest zijn.
In De muggen van Jos Vandeloo wordt dit besef van ‘vreemdeling zijn’ nog versterkt door het expliciete anti-semitisme van de nietjoodse vrouw van de hoofdfiguur: ‘Ze merkt het, wordt daardoor nog woedender, begint te schreeuwen: ‘Ik kom hier nooit meer terug, rotjood die je bent’.... Altijd die niet te onderdrukken vorm van hatelijk anti-semitisme, denkt David. Ik ben een gewone man, zoals er duizenden zijn. Toevallig een jood, maar in niets te onderscheiden van de anderen. Waarom hebben ze het altijd tegen ons? Ligt de oorzaak dan bij ons? Hoe ik zoek, ik zie er geen’. David Wijsman is echter niet alleen vervreemd van zijn vrouw en via haar van de nietjoodse meerderheid, maar ook van de eigen joodse gemeenschap, onder meer door zijn huwelijk. Ook hij vindt dus nergens rust, in geen enkel huis dat hij het zijne kan noemen. En wanneer hij dan ten onrechte beschuldigd wordt van de moord op zijn verdwenen vrouw, is dat slechts een Kafka-achtig gevolg van de eerdergenoemde oorzaken. Ook als hij zou zijn vrijgesproken, zou de vervreemding van zijn omgeving blijven. Die wordt door de onrechtvaardighed van zijn lot slechts verhoogd. De muggen neemt daardoor een tussenpositie in tussen de teksten over de jood als eeuwige vreemdeling, ook op momenten dat er geen openlijk of verborgen antisemitisme te bespeuren valt, en de ook weinig talrijke teksten die zich in onze literatuur zullen bezighouden met het lot van de joden als slachtoffers van de Holocaust. Heden ten dage zijn we geneigd, elke vorm van discriminatie of onbegrip tegenover de joden automatisch te koppelen aan onze kennis van de systematische uitroeiing van de Europese joden. Ook in de hedendaagse joodse literatuur in Vlaanderen is dit het geval, zoals bijvoorbeeld in de verhalenbundel van Sylvain Salamon, De mantel: elke onrechtvaardigheid tegenover de joden roept onmiddellijk de herinnering op aan alle
onrechtvaardigheden en misdaden die vanaf het begin der tijden door de ‘goyim’ (de niet-joden) tegen de joden begaan werden. Ik blijf er echter bij dat we een onderscheid moeten maken tussen het existentiële onbehagen van de ‘vreemdeling’ en de ontzetting tegenover de brutale vervolging en uitmoording. Natuurlijk houdt het tweede verband met het eerste, maar men mag dit wederzijdse onbeha- | |
| |
gen, dat ook tussen andere groepen bestaat, niet volledig tot de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog terugbrengen.
| |
Mechelen - Breendonk - Auschwitz
De culturele en politieke emancipatiestrijd die wij ‘de Vlaamse beweging’ noemden, was als zodanig nooit antisemitisch. Wat niet belet dat er vanaf de jaren dertig groepen en groepjes in de marge van die beweging bestonden (en na 1940 niet zo ver van het centrum van de grote organisaties) die even anti-semitisch waren als verwante partijen en bewegingen in het buitenland. Men zou daarom mogen veronderstellen dat er minstens evenveel boeken verschenen zouden zijn die de uitmoording van de joden in Vlaanderen behandelen als er teksten gepubliceerd werden over het lijden van de echte of vermeende collaborateurs na 1945. Ik vrees echter dat de verhouding er ongeveer een is van één op tien of nog erger. Ook dit fenomeen kan verklaard worden, al valt het mijns inziens moeilijk te verdedigen. Dit gebrek aan literaire belangstelling voor de Vlaamse bijdrage aan de Holocaust, of tenminste voor het lot van de tienduizenden joodse medeburgers in ons land, is mede verantwoordelijk voor de ontstellende onwetendheid die daarover nog steeds bij de bevolking en vooral bij de jongeren heerst. Ontstellend, omdat daardoor elke nieuwe poging om met de momenteel in Vlaanderen levende joden in contact te komen zeer bemoeilijkt wordt. Toen het plan werd opgevat om de Mechelse Dossin-kazerne om te bouwen tot een wooncomplex, begrepen de meeste Vlamingen niet waarom de joden er zich zo over opwonden. Weten ze dan niet dat de helft van de joodse bevolking via deze kazerne naar de uitroeiingskampen versleept werd en dat er bijna niemand is teruggekeerd? Zou een goedgeschreven en populaire roman aan deze onwetendheid iets kunnen veranderen? Ik denk van wel.
Alleen het verhaal ‘Verzamelpunt Mechelen’ uit de bundel Vrouwen van Jos Vandeloo gaat uitdrukkelijk op dit thema in. Een moeder en haar zoontje zijn er in de trein Antwerpen-Brussel, getuige van hoe een joods meisje samen met andere lotgenoten brutaal door de soldaten van het station naar de kazerne wordt gebracht: ‘En ze had zich nog zo mooi gemaakt. Buiten scheen de zon nog altijd. De wereld leek wel uitgestorven, nergens was er een mens te zien’.
In de roman Wijlen Sarah Silberman van Hubert Lampo (u ziet het, dezelfde namen van auteurs komen steeds terug) wordt een BRT-journalist in een bizar avontuur geconfronteerd met de moord op een jonge joodse vrouw, de dochter van een juwelier uit Antwerpen die tijdens de bezetting door de SS gedwongen werd mee te werken aan de inbeslagname van een waardevolle gouden miskelk. Dit gegeven, dat uitgewerkt zou kunnen worden tot een hele roman rond het lot van de Antwerpse joden, beslaat in dit boek ongeveer vijf bladzijden van de 340. Ook hier is de Holocaust dus geen hoofdthema geworden. Hetzelfde geldt voor het fictieve verhaal ‘De pogrom’ van Ward Ruyslinck. Het vertelt het einde van een opgejaagde Roemeense jood die zich in een theater verscholen had. Net voordien was hij er getuige geweest van een geheime religieuze bijeenkomst van joden die nog een laatste keer hun klaagzangen laten horen over de ondergang van het Roemeense jodendom. De vergelijking met de tragedie van
| |
| |
de joden in Vlaanderen dringt zich op, maar wordt nergens in het verhaal expliciet vermeld.
Dichter bij huis is een korte passage uit Mijn kleine oorlog van Louis Paul Boon, waarin bericht wordt over de dood van een jonge joodse verzetsstrijdster: ‘wekenlang waren ze verplicht geweest tot hier aan het middel in het water te werken - uitgeput door pneumonie werd zij ziek en als we haar door het gat van de naald hadden gekregen werd zij wéér gestraft en moest zij in de plassende regen urenlang appel staan op de koer, nu is ze dood’. Deze hommage aan de nagedachtenis van Lea is des te aangrijpender, omdat het hier gaat om een historische figuur uit de kennissenkring van de auteur.
In De verwondering schetst Hugo Claus een hallucinerend en fragmentarisch beeld van de verwarring in de geesten tijdens en na de bezetting. De uitbeelding is zo sterk dat het beeld van de jood en het anti-semitisme er geloofwaardig in overkomen. Het is een antisemitisme dat verder leeft op het kasteel Almout, waar ex-collaborateurs samenkomen om de gevallen leider, een amalgaam van Joris van Severen en Raimond Tollenaere, te herdenken. Tegenstanders worden hier nog altijd voor ‘jodenjong’ en ‘besnedene’ gescholden en met de bekende SS-taktieken met bloedhonden opgejaagd. Het boek is een staalkaart van alle racistische en anti-semitische clichés die de fascistische rechterzijde geproduceerd heeft, een houding die des te pijnlijker treft wanneer we weten, dat heel veel Vlaamse joden zich in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog samen met anderen ingezet hebben voor de Vlaamse emancipatiestrijd. In het bittere verhaal ‘De joodse flamingant’ uit de bundel De mantel van de hedendaagse joodse auteur Sylvain Salamon vinden we een gelijksoortige ontgoocheling over het blijvende onbegrip van veel niet-joden tegenover hun joodse medeburgers, ook tegenover hen die open en eerlijk in de Vlaamse gemeenschap willen integreren.
| |
Dichtung und Wahrheit
In een toekomstige autonome Vlaamse gemeenschap, die waarschijnlijk steeds meer met de aanwezigheid van religieuze en culturele minderheidsgroepen geconfronteerd zal worden, zou de literatuur een belangrijke rol kunnen spelen in het noodzakelijke bewustwordingsproces. Het wordt tijd dat we ook in de literatuur de zeven eeuwen lange symbiose met het jodendom leren verwerken, met inbegrip van die periodes en situaties waaraan geen enkel volk graag herinnerd wordt. Platonische liefdesverklaringen aan het adres van ‘onze joodse vrienden’ volstaan hier evenmin als louter verwijzingen naar de behandeling van de joden in het buitenland. De vraag blijft vooralsnog onbeantwoord waarom wij, die toch uit eigen ervaring weten wat nationale en culturele discriminatie betekent, in onze literatuur zo weinig belangstelling en begrip vinden voor het lot van onze joodse medeburgers. Pas wanneer we daartoe in staat zullen zijn, kunnen we dit inzicht wellicht ook toepassen op nieuwe minderheden die in ons midden wonen en vaak het slachtoffer zijn van gevaarlijke vooroordelen. Proudhon heeft ooit eens geschreven dat het beschavingspeil van een maatschappij kan worden afgemeten aan de manier waarop de vrouw er behandeld wordt. We zouden deze stelling uit kunnen breiden naar de joden die, als volwaardige staatsburgers, weliswaar gelijke rechten en plichten hebben, maar daarom nog lang niet als echte medeburgers aanvaard schijnen te worden. Ik vermoed dat we de literaire neerslag van een veranderde houding pas mogen verwachten, wanneer onze hele cultuur volwassen genoeg geworden zal zijn, om zich niet langer door het anders-zijn van minderheden geïrriteerd of bedreigd te voelen. Soms kan een indringend boek (De hut van oom Tom, Tranen over Johannesburg) dit veranderingsproces op gang brengen. Voorlopig lijkt het realistischer, onze aandacht te richten op andere kanalen, bijvoorbeeld het curriculum in het onderwijs of het circuit van de vele
volkshogescholen en fondsen die Vlaanderen rijk is. Dat dit geen moralisme is maar welbegrepen eigenbelang bewijst ook de meest oppervlakkige kennismaking met de joodse wijsheid en humor waaruit je kunt leren, hoe je jezelf en je ‘belangen’ kan relativeren zonder je eigenheid prijs te geven. Het is het soort inzicht dat we in Vlaanderen meer dan ooit kunnen gebruiken.
|
|