Prinsenvlag en de bedelzak van de Geuzen zijn blijvende symbolen van onafhankelijkheid en vrijheid van geest.
De akten van het genoemde colloquium werden uitgegeven in een zeer verzorgde wetenschappelijke vorm. Dit betekent allereerst dat vakhistorici en geschiedenisleraren hier zeer interessante literatuur te lezen krijgen. Maar dadelijk dient hier ook gesteld dat het boek eveneens goed leesbaar blijft voor al diegenen die zich wat grondiger dan normaal willen verdiepen in de complexe maar toch zeer attractieve ‘nationale’ geschiedenis. De organisatoren hebben dit wetenschappelijke treffen immers van een specifieke reeks doelstellingen vooraf laten gaan. Niet zozeer de vele militaire verwikkelingen van de opstandsjaren werden beschreven als wel drie belangrijke themata.
In een eerste deel worden de gevolgen van de scheiding der Nederlanden nader toegelicht. Deze gevolgen liggen vooral op politiek-institutioneel, sociaal-economisch en op cultureel-godsdienstig vlak. Door de bekende professoren en specialisten De Schepper, Scholliers en Cloet worden bekende en minder bekende feiten meegedeeld. De economische gevolgen voor Spanje worden door C. Martinez Shaw als volgt samengevat (p. 103): ‘In conclusion, the Flemish War had destructive effect on most sectors of the Castilian economy: a) it brought about a heavy drop in wool trade and crippled the traditional trading system; b) it destroyed the maritime economy of Cantabria; c) it caused the slump in Spanish cattle-breeding; d) it contributed to the ruin of Castile's most important financial centre...’. Scholliers daarentegen laat voor de Nederlanden dan weer een andere conclusie opklinken (p. 50): ‘Het mag dan ook een betwist punt blijven hoe groot precies op langere termijn voor ons land, de schade van de scheiding kan geweest zijn en het blijft ook wel een uitgemaakte zaak dat onze 17de eeuw geen echte ongelukseeuw is geweest; mijn besluit is echter wel dat de eerste decennia van ons gescheiden bestaan, rampzalig waren voor het Zuiden en dat ze het begin waren, van een blijvend verschil in koopkracht en levensstandaard tussen beide delen van de Lage Landen’.
Een tweede deel van het verslag wordt volledig besteed aan de historiografie van de opstand. Daarbij wordt in meestal ontnuchterende bijdragen aangetoond dat de vroegere historici het beeld van de opstand niet altijd met zwart-wit termen hebben aangeduid. Scheelings en Craeybeckx blijven in hun betoog het dichtst bij de eigenlijke opstandstijd. Laatstgenoemde geeft overigens ook een zeer genuanceerde inleiding en situatieschets met o.m. belangrijke vragen betreffende de geringe steun van Oranjegezinden bij de belegering van Antwerpen en de zware problemen bij het verlaten van de monarch en de monarchie door het Noorden.
Het derde deel behandelt het voor velen zo belangrijke vraagstuk van de historische wortels van een Nederlands en een Belgisch, van een Vlaams en een Waals nationaal gevoel. Zowel Kossmann als Stengers, Stiennon, Meyers als Van Velthoven schrijven daarover indringende bladzijden (pp. 223-294). Als conclusie van zijn stuk ‘La genèse du sentiment national belge’ schrijft Stengers bv. als volgt (p. 251): ‘1830, qui est une authentique révolution nationale, nous apparaît, du point de vue national, non point comme un début, mais comme un aboutissement. Elle donne l'indépendance à une nation qui est déjà enracinée dans l'histoire. Si l'on veut, d'une manière évidemment artificielle, donner une date de naissance à cette nation, nous dirons 1585’.
En daarmede komt men tenslotte tot dat merkwaardige jaar 1585 waarbij de Val van Antwerpen zo vele ontwikkelingen definitief van start liet gaan.
Michel Baelde
‘1585: op gescheiden wegen... 1585: an separate paths... ’ Acta Colloquii Bruxellensis 22-23 XI 1985; Jan Craeybeckx, F. Daelemans, F.G. Scheelings, Leuven, Peeters, 1988, 294 p.