Zeg mij waar de bloemen zijn
Gaston Durnez heeft zijn boek Een bloem in het geweer (1965) bewerkt en aangevuld. In 28 schetsen geeft hij een beeld van de belevenissen van gewone mensen uit het Vlaamse land in de ‘grote oorlog’. In Vlaanderen kan in elke familie, in tegenstelling tot Nederland, over belevenissen in twee wereldoorlogen worden verhaald.
Zo lezen we over de Vlaamse soldaten aan het IJzerfront, waarbij ook de Engelsen, Fransen en Duitsers hun belevenissen en ervaringen inbrengen. Verhalen over gasaanvallen, verkenningstochten, zware gevechten rond leper en de Kemmelberg worden afgewisseld met gegevens over de taalstrijd, de zelfvervaardigde streekkrantjes met nieuws over thuis of met naspeuringen naar de dichter van ‘In Flanders Fields’ (John Mc Crae).
Het bezette gebied komt, om een paar voorbeelden te noemen, aan bod met de belevenissen van de echtgenote van Felix Timmermans en met de reconstructie van de Duitse terreurdaden in Aarschot, waar ze even als in Leuven franc-tireurs meenden te ontdekken, maar in feite zelf de aanslag hadden voorbereid. Interessant is ook de bijdrage over de Vlaamse anti-Duitse spotliedjes, zoals ‘Zakt met uw Keizerlijke pin de IJzer in’. Dit speurwerk is ‘oral history’ van de beste soort.
Het activisme en de Frontbeweging (gesprekken met Hendrik Borginon) zijn uiteraard niet vergeten, evenmin als het letterkundig werk van Vlamingen over de oorlog. Durnez geeft uitvoerig aandacht aan de roman In Vlaanderen heb ik gedood van J.G. Schoup en het werk van J. Simons, Eer Vlaanderen vergaat.