Publikaties
Noorderman en Zuiderman
Aan de Belgische pleidooien tegen de Nederlandse eenheidstaal is er met het verschijnen van het boekje van Jozef van Haver (Noorderman en Zuiderman. Het taalverdriet van Vlaanderen) weer een toegevoegd, dat weliswaar geen enkel nieuw argument bevat, maar door zijn omvang de auteur ervan voldoende ruimte heeft gegeven om de gemeenplaatsen over de historische groei, het Zuidnederlands en de eigen identiteit breedvoerig te herkauwen.
Wie zich afvraagt of ik niet overdrijf, raad ik de lezing van het boekje ten stelligste aan. Hij zal dan constateren dat Van Haver uitsluitend geïnteresseerd is in de kwestie van ‘de aanvaarbaarheid van Vlaamse varianten’ (p. 21 ). Zijn ‘persoonlijk standpunt’ (p. 21) is dat het, voor Vlamingen ‘een genoegdoening’ betekent, wanneer Zuidnederlandse woorden niet langer als gewestelijk of als afwijking worden aangemerkt’, op voorwaarde dat die genoegdoening gekoppeld wordt ‘aan begrip en waardering van de gehele Nederlandstalige gemeenschap. Een van de voornaamste bedoelingen van dit boekje is dat begrip te stimuleren’ (p. 50). Dat dit faliekant is uitgekomen blijkt schrijnend uit het feit dat zelfs Onze Taal het pleidooi van Van Haver als een ‘inleiding in de taal van de Vlamingen’ heeft gelezen (of - wat nog erger is - niet heeft gelezen?) en er o.m. ‘de geschiedenis van het Vlaams’ in heeft aangetroffen, terwijl Van Haver nog zo zorgvuldig in drie van de zes hoofdstuktitels ‘Zuidnederlands’ heeft gebruikt!
Het boekje kan dus nergens anders voor dienen dan om de Belgen die zich afvragen waarom ‘men’ het bestaan zou negeren van ‘collecteren, demoderen, officialiseren, publiciteren, sensibiliseren, ook al zijn ze in het Noorden (nog) niet doorgedrongen’! (p. 71), een hart onder de riem te steken. Want zo noemt ‘men’ die dingen in België nu eenmaal: ‘de verkeerswet (in België: de wegcode)’ (p. 91). Dat ’voor een zelfde begrip een Noordnederlands en een Zuidnederlands vreemd woord als varianten naast elkaar kunnen bestaan’ (p. 71) dank zij de horigheid van de Belgen aan het Frans blijkt Van Haver daarbij nauwelijks te hinderen. Zelfs het K.B. van 31 december 1851, door de Belgen om geen enkele andere reden gepubliceerd dan om het Franse ‘adellijke’ de in familienamen te beschermen, met als pendant de verplichting om ook van, tegen de eeuwenoude Nederlandse traditie in, met een hoofdletter te schrijven, beschouwt Van Haver als een te verdedigen ‘Zuidnederlandse manier van doen’ (p. 98). De uiteindelijke doelstelling blijft: ‘het verwerven van een volwaardige status van cultuurtaligheid’ (p. 109). Voor de instandhouding van de Mythe van de eigen identiteit is de herhaling van geloofsformules nu eenmaal onontbeerlijk.
Guido Geerts
jozef van haver,
Noorderman en Zuiderman. Het Taalverdriet in Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 1989, 111 p.